Met een bevriend schilder-schrijver
wandel ik door de binnenstad. Mijn vriend is vandaag drieëndertig geworden, de leeftijd waarop Jezus van Nazareth zijn laatste adem
uitblies. Het brengt ons ertoe onder het lopen een lijstje te maken van
vroeggestorven kunstenaars en schrijvers. Bij de schilders komen we niet verder dan
Modigliani en Vincent van Gogh, maar de lijst met vroeggestorven schrijvers is
des te langer. Daaruit zou je kunnen concluderen dat schrijven een gevaarlijke bezigheid is.
De wandeling voert langs een
grasveldje waaraan een kleine protestantse kerk ligt. Op zondagen schudt hiervandaan een moderne klokkentoren zijn gebeier over onze stadswijk. Vandaag wordt er begraven. Een zwarte
lijkauto stuurt langzaam rond het grasveldje, een tiental volgauto’s in zijn
kielzog. Families in donkerglanzende pakken vullen de straat en laten zich
ronddirigeren door een team zeer professionele begravers. Het ziet er strak
georganiseerd uit allemaal. Van mij mag het wel wat minder vakkundig, een
beetje slordig zelfs. Zo’n tot in de puntjes geritualiseerde uitvaart is
duidelijk toch weer bedoeld om de dood op een afstand te houden. Hoe groter de
angst voor de dood hoe formeler het er aan toe gaat. Dat geldt trouwens ook
voor levensangst, bedenk ik.
Ik vraag mijn vriend hoe het voelt,
drieëndertig worden. Hij geeft toe ineens een zekere tijdsdruk gewaar te worden; als kunstenaar is de tijd van veelbelovend zijn inmiddels wel voorbij. ‘Drieëndertig,’ zegt hij, ‘dat is bijna al
te laat voor te vroeg gestorven.’
We wachten voor de ingang van de kerk tot
de stoet rouwenden voorbij is, maar daarin zijn we de enigen. Andere passanten
doorkruisen laconiek de families in het zwart. Een postbode met een opzichtig
gekleurde brievenkar beweegt zich zelfs zó
onverstoorbaar tussen de rouwenden dat je je afvraagt of er hier tussen de bedrijven door wordt
begraven ofwel tussen de bedrijven door post wordt rondgebracht.
Maar nee, dit is het hele bedrijf.
August Tholen
August Tholen