maandag 2 september 2019

Te veel natuur


In het boek Met de zon als kompas beschrijft wetenschapster Caroline van Hemert een tocht van 6500 kilometer door de ruige natuur van Alaska. Een aanrader, dat boek, dat natuurlijk voor een groot deel ook over natuurbescherming gaat. 'Soms wordt een landschap het recht geschonken om met rust gelaten te worden', schrijft Van Hemert over de Alaska Native Interest Lands Claim Act, de wetgeving waarmee in de jaren zeventig van de vorige eeuw meer dan 400 000 vierkante kilometer grondgebied werd veiliggesteld voor het publiek belang. Tegelijkertijd moet je vaststellen dat in die uitgestrektheid van de getallen ook het probleem zit. Als er íets is wat de 6500 kilometer lange tocht van Van Hemert duidelijk maakt dan is het dat wereldwijde natuur- of milieubescherming een bijna onbegonnen zaak is. Want wie kan zoveel natuur overzien, wie heeft er overzicht? Er is simpelweg te veel natuur om te moeten redden. En omdat ze niet te behappen is hakken we de natuur in steeds kleinere, behapbare delen.
Een van de ideeën om de natuur te redden is om er recreanten in te sturen. We kennen al safaritoerisme en cruisetochten naar Antarctica, dus waarom zou je dat principe niet verder uitbreiden? Waarom zou je het regenwoud niet kunnen redden op dezelfde wijze waarop je een oude korenmolen of een fabrieksterrein kunt redden, door er een kassa voor te zetten en warme koffie op een terras te schenken? Ook in Nederland zie je het geregeld geopperd worden, het idee dat we de natuur kunnen redden door er toeristen en recreanten heen te lokken. En nee, dat is natuurlijk geen oplossing. Het is zelfs geen schijnoplossing; het is onderdeel van het probleem. Toerisme, dat betekent: drommen mensen die zich en masse willen verplaatsen per brandstofverslindend vliegtuig, die zich over kilometerslange stroken asfalt voortbewegen, die in hotels gehuisvest moeten worden, die als een meute bizons het kostbaars vertrappen dat ze komen bekijken, die willen consumeren en die na zich een dag vermaakt te hebben met neushoorns of pinguïns naar een casino willen of hun zuurverdiende geld willen uitgeven in een winkelboulevard, McDonald's of casino.

Toch zal het als oplossing omarmd worden, ook in Nederland. Waarom? Omdat er hoop uit spreekt, de hoop dat we ondanks alles goed bezig zijn. Hoop schuilt vaak in kleine dingen. Onze behoefte om hoopvolle dingen te horen maakt dat we geregeld op kleine kinderen lijken die de handen voor de oren houden en luidkeels ta-ta-ta-ta of la-la-la-la roepen als we het slechte nieuws niet willen horen. Daarmee gaat het probleem uiteraard niet weg. Dat probleem is en blijft dat er bij natuurbescherming per definitie niet in het groot wordt gedacht. Het blijft allemaal hapsnapwerk, een stukje hei of een kievitsnest hier, een vlinderpopulatie of een groene zone daar. Op wereldschaal geldt nog sterker dat het allemaal te groot is om het te overzien. Er is te veel natuur om te moeten redden. Daarom beschermen we liever één panda dan het bos dat hij nodig heeft om in te leven.

Dus is het nu tijd voor een voorspelling, een die maakt dat u de handen voor de oren zult willen slaan en luid ta-ta-ta-ta zult willen gaan roepen. Mijn voorspelling is deze: we zullen van natuurbescherming pas écht werk gaan maken als die natuur eindelijk wél te overzien is. Dat wil zeggen, wanneer ze zo goed als verdwenen is en als er alleen nog hier en daar wat minuscule vlekjes van over zijn, ter grootte van een panda. Om die natuur zullen we dan een hek heen zetten, en ta-ta-ta-ta, wat zullen we die dan goed beschermen!

August Tholen


Met de zon als kompas, Caroline van Hemert 
(€ 24,99 Atlas/Contact 2019)

maandag 1 juli 2019

Laken


Twee jongens hadden ze, de familie Kip. Ze woonden op de hoek van de straat en waren vier en vijf, ietsje jonger dan mijn jongste broer en ik. Hun tuin was een rommeltje, een opslagplaats van schroot en oud ijzer. De oudste van de Kipbroertjes had me met zijn broek op de knieën ooit in die tuin voorgedaan hoe je een spijker in het gaatje van je piemel kunt duwen, kennis waarvan ik tot op de dag van vandaag niet weet wat ik er aan heb. Nadat mijn moeder van de spijker hoorde verbood ze ons nog langer met de broertjes Kip om te gaan. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want we kwamen ze voortdurend tegen. We woonden in een piepklein dorp, de straat was zo'n beetje ons speelgebied en we mochten die straat ook al niet oversteken omdat aan de overkant gebouwd werd. Tegenover ons huis werd een compleet nieuwe wijk uit de grond gestampt. De hele dag hoorden we het lachen en roepen van werkmannen, het ratelen van betonmolens en het zoemen van bouwliften. De broertjes Kip hadden van ouderlijk toezicht weinig last, die konden zich naar hartelust uitleven tussen de hopen zand en bouwmateriaal waar ze forten en hutten mee bouwden. Als we ze tegenkwamen maakten ze ons ook nog jaloers door te vertellen dat ze zelfs ín de huizen waren geweest.
Op een dag zouden we net aan tafel gaan toen er werd aangebeld. Twee agenten aan de deur. Ze vroegen mijn moeder beleefd of die een deken of laken kon missen. Aan de overkant van de straat stond hun auto voor het bouwterrein. Daar had de jongste Kip met de bouwlift gespeeld. Hij had een knop ingedrukt, en nou ja, die lift, die was berekend op honderden kilo's bakstenen tegelijk. Die zag geen obstakel in een kind van vier. Nu moest zijn verpletterde kleine lichaam worden toegedekt tot de ambulancedienst kwam. Ik herinner me de stemming in de straat, het huilen van de moeders, het misschien nog afschuwelijker zwijgen van de vaders. En hoe de rest van de dag daarna maar eindeloos bleef duren, hoe die maar niet tot een einde wilde komen. 
De zon was nog altijd niet onder gegaan toen de agenten het laken terug kwamen brengen. Natuurlijk, het was mijn moeders laken en het waren beleefde agenten, maar waarom ze een laken vol bloed teruggaven, dat begreep mijn moeder jaren later nog steeds niet.

August Tholen


maandag 24 juni 2019

Poëzie versus polemiek


Wat ik de vorige keer op deze plek over Arnon Grunberg schreef, ik zeg het maar voor de geestelijke gezondheid van de lezer, was niets dan vorm, polemische leegloperij. Wat weet ik helemaal van Arnon Grunberg? Ik nam een piepklein beetje antipathie en bouwde er een kop van Jut mee. Wie dat leuk vindt houdt geloof ik van publieke terechtstellingen, van rotte eieren gooien naar het schavot, van onthoofdingen op marktpleinen en de geur van bloed. Ik maakte Grunberg, iemand die ik volstrekt niet ken, uit voor impotent, beroepsmasturbeerder, leugenaar, moerskindje. Het ontbrak er nog maar aan dat ik hem een jood noemde. 
De reacties - meest van vrouwen - waren niet van de lucht en te voorspellen. Het was het soort bijval waar ik al bij voorbaat enigszins voor beducht was, want bijval is het lot van polemiek, van herrie, van onwellevendheid. Die bestanddelen lijken wel vaker de sleutel tot (schrijvers)succes te vormen. Vervelend genoeg, want ik heb weinig aanleg voor herrie en onwellevendheid, en slechts een beetje voor polemiek. 
Je zou de polemiek een bijprodukt van de literatuur kunnen noemen, zij het dat nogal wat polemieken nauwelijks het niveau overstijgen van de ingezonden krantenbrief. Het is een en al verenopzetterij, pompeuze burgermansdrift en opgeblazenheid. Het is dan ook bij uitstek een mannengenre, met Komrij als onbetwiste koning. Komrij verschafte het genre bestaansrecht door er humor en ironie aan toe te voegen. Zonder die ingrediënten is de polemiek niet veel meer dan het verbeten gehakketak van een clubje door verontwaardiging en testosteron gedreven mannetjesputters. Het resultaat van al dat testosteron is miniem, te vergelijken met het opborrelen van wat gas ergens ver weg in de permafrostlaag van Oost-Siberië. Als je al dat gasvormige testosteron bij elkaar zou voegen krijg je een bel methaan ter grootte van Jupiter of Saturnus. En net als het methaan op die verre gasreuzen is het grotendeels verspilde energie waar nooit een kachel of fornuis hier op aarde harder van zal branden. 

Afgelopen zaterdag was ik in de Geertekerk in Utrecht waar een poëziegebeurtenis plaatsvond. Poëzie, zou je kunnen zeggen, is de absolute tegenhanger van polemiek. Het was dan ook een genoeglijke middag, geen spoor van twist of dispuut. Niets dan vriendelijke, welwillende gezichten, aangenaam klinkende woorden, en ook nog prettige muziek erbij. Het leek verdomd wel een beetje op vrede.

August Tholen

zaterdag 15 juni 2019

Seksrabbijn


Het was geen makkelijke week voor Arnon Grunberg. Hij was het onderwerp van veel hoon en boegeroep, tot zelfs in zijn eigen Volkskrant aan toe waar collega-columniste Loes Reijmer hem een feministisch knietje toediende. De reden? Grunberg had zijn relatie verbroken met VPRO-researcher Roos van Ees. Vlak voor de twee samen naar de Verenigde Staten zouden vertrekken om daar een documentaire te maken over liefde, relatie en seks bekende Grunberg verliefd te zijn geworden op een ander. Vlak daarna bleek Roos zwanger te zijn. Het krijgen van een kind was iets waarover ze beiden gefantaseerd hadden, maar omdat Grunberg zwangerschap lastig te combineren vond met zijn nieuwbakken affaire drong hij nu aan op een abortus. In de Belgische krant De Standaard was vervolgens in detail te lezen hoe de twee alsnog samen op reis gingen en hoe Van Ees een miskraam kreeg onder de douche.
Afijn, allemaal van een weinig verheffend niveau. Nu weet ik ook wel dat de mensen uitgerekend dingen van weinig verheffend niveau naar binnen slurpen als warme soep, maar voor iemand als ik, die de roddels altijd oversla, bevat zo'n bericht veel om me over te verbazen. 
Allereerst moet ik van de verbazing bekomen dat Arnon Grunberg in staat is geweest een vrouw zwanger te maken. Ik heb Grunberg altijd een van gods minder appetijtelijke scheppingen gevonden, met dat kinloze voorkomen, die licht tranende blik van een aan botulisme lijdend zeehondje, die akelig bleke, deegachtige onderarmen en dat aura van nerdiness dat je vooral bij beroepsmasturbeerders aantreft. Het verbaasde me dan ook uit de documentaire Arnon Grunberg, heb je nog steeds vrienden? te vernemen dat hij wel degelijk relaties had, zoals die met een piepjonge paardrijdende padvindster. 
Nu doet bewondering vreemde dingen met mensen, maar toch, het leek me iets zeggen over de wonderlijk vergevingsgezinde (of opportunistische) natuur van vrouwen dat ze iemand als Arnon Grunberg bovenop zich konden verdragen. Vanaf de eerste keren dat ik hem op televisie zag, ergens in de vroege jaren '90, leek hij me zo'n ziekelijk moederskindje waar niemand mee wil spelen, laat staan seks mee wil hebben. Dat uitgerekend hij over de geslachtsdaad mag schrijven in de Volkskrant leek me een hogere vorm van pesterij; zoiets als een manke gnoe in het leeuwenverblijf loslaten of Andries Knevel Spuiten en slikken laten presenteren. Onnodig te zeggen dat ik de rubriek steevast oversloeg. Ik kon het pueriel gebabbel over cunnilungus en onenightstands niet verdragen bij mijn ochtendboterham, ook al niet omdat Grunberg alles uit zijn duim lijkt te zuigen. Het is altijd mijn indruk geweest, bij het merendeel van zijn schrijfsels, dat Grunberg voor zichzelf een parallele literaire werkelijkheid heeft gecreëerd omdat hij zich in de bestaande werkelijkheid geen raad weet. Hij leek me zo'n papieren eunuch, een parmantige perkamentkever die niet weet hoe te leven, behalve tussen boeken- en krantenpapier. 
Kan het me verder iets schelen dat Grunberg vrouwen gebruikt en ze daarna als oud vuil aan de kant schuift? Nee, dat kan me niets schelen. Waarom moet me dat uitgerekend van Grunberg iets kunnen schelen? Mensen zijn opportunisten, en wie zegt me dat die vrouwen Grunberg niet even hard gebruiken? Of moet ik werkelijk geloven dat vrouwen, die doorgaans toch bekend staan om hun gezonde intuïtie in dit soort zaken, in dit kinloos, aan botulisme lijdend moederskindje een waardige bedpartner en betrouwbare vader van hun kinderen zien? In die documentaire Arnon Grunberg, heb je nog steeds vrienden? zegt hij trouwens letterlijk: 'Relaties komen bij mij niet op de eerste plaats, en zelfs niet op de tweede, want daar staat mijn moeder al.' 
Dames, u bent gewaarschuwd.

August Tholen

vrijdag 7 juni 2019

Rare vogels, die jongens



In een tuincentrum vlakbij wordt een vogeltentoonstelling gehouden. Er is koffie, een catalogus en de onvermijdelijke expositie van amateurschilderkunst. Het publiek bestaat voor het merendeel uit morsige mannen in verkreukelde leren jassen, ongecoiffeerd en met een smeulende peuk tussen de vingertoppen geklemd. Bij deze wat vreemd uitgedoste mannen horen vreemd uitgedoste vogeltjes. De tentoongestelde vogels zijn bijna allemaal gedesignd: ze zijn uitgerekt of juist bolvormig, ze hebben abnormaal grote of absurd kleine poten, platte of uitstaande veren. Er zijn erbij met een hoog opgerichte kuif, anderen met een monnikachtige tonsuur. Maar de kroon spannen ongetwijfeld de postuurkanaries. Neem de Parijse Frisé, een kanarie die eruit ziet alsof hij met geweld door een stofzuiger is opgeslokt en er aan de achterkant met hetzelfde geweld weer is uitgeblazen. Zijn veren draagt hij als een kleurige wervelwind om het lichaam. 
Of de Padovan Frisé, een vogeltje met een verenpak dat doet denken aan een felgeel huishouddoekje waarmee iemand de machinekamer van een rijnaak heeft schoongemaakt, het vervolgens op 90 graden gewassen en daarna met een heteluchtpistool heeft proberen te drogen. 
Sommige vogels kregen een prijs of speciale vermelding. Die hebben zich extra onderscheiden door kleur of vorm, maar op een manier die voor een niet-ingewijde verborgen blijft. Ik ben zo'n niet-ingewijde, en ik kijk dan ook mijn ogen uit. Een vogel is voor mij eerst en vooral een wonder van functionaliteit en efficiency, maar het idee dat een vogel veren heeft om zichzelf warm te houden, poten om op rond te hippen en een bek om mee te eten is hier volledig losgelaten. Functionaliteit is hier ondergeschikt gemaakt aan veel dwingender opvattingen over kleur en vorm en dimensie. Binnen die opvatting is een vogel een doos kleurige legostenen waarmee je naar believen steeds weer nieuwe combinaties bouwt. Dus kom je hier alle variaties tegen die je ook ziet bij andere huisdierrassen: reusachtig groot, pietepeuterig klein, idioot kort en plomp, lachwekkend langgerekt, etcetera. De variaties zijn eindeloos, want de verwondering van de legodierenbouwer is snel uitgedoofd en dan moet er weer iets nieuws aan de schepping of prijzenkast toegevoegd worden. Als je hetzelfde legoprincipe op mensen zou toepassen zou je vermoedelijk een aboriginal met albinisme aan een roodharige Kelt met reuzengroei koppelen, waarna je een soort Eftelingwezen overhoudt. Is dat wat de kweker van postuurkanaries bezielt, de Anton Pieckachtige behoefte om steeds weer nieuwe sprookjeswezens te scheppen? Goed, het is dan wel geen draak of vliegende toverkol, zo'n heteluchtkanarie, maar het komt in de buurt. 
De kweker van postuur- of designvogels zal tegen deze kritiek inbrengen dat de natuur zelf ook 'designd'. Dat is ook zo, de natuur schept schier eindeloze variaties. Het verschil is alleen dat het de natuur daarbij dodelijke ernst is. De natuur ontwerpt niet uit prestatiedrang en ook niet omdat ze zich verveelt of om er prijzen mee te winnen. Wat ze schept moet levensvatbaar zijn, terwijl de meesten van deze designvogels zo fragiel zijn dat ze alleen onder heel speciale condities gehouden kunnen worden. Veel postuurkanaries zijn bijvoorbeeld zo doorgefokt dat ze zichzelf niet meer warm kunnen houden, en je moet er niet aan denken wat al dat uitrekken, krimpen en omvormen doet met inwendige organen of andere lichaamsfuncties.
Valt het kweken van postuurvogels daarmee onder dierenmishandeling?
Aan de liefde van deze kwekers voor hun vogels hoeft denk ik niet getwijfeld te worden. Mensen houden tenslotte ook van hun doorgefokte hangoorkonijntje, hun naar adem happende Pekinees, hun aan nierstenen lijdende Siamees, hun van de heupdysplasie kromhangende fikkie. 
Toch sta ik even later met gemengde gevoelens weer buiten. 
Er vliegt een troepje pimpelmezen over. Het geel en blauw van hun veren schittert in de zon als ze achter de boomtoppen verdwijnen. 
Ligt het aan mij of hoor ik ze luidkeels schaterlachen?

August Tholen

vrijdag 31 mei 2019

Voor altijd



Volgens het VN-rapport dat onlangs verscheen dreigt een achtste van alle plant- en diersoorten op aarde binnen de komende tien jaar uit te sterven. 
Een achtste, ik zeg het nog maar eens. Van alle plant- en diersoorten. Binnen tien jaar. 
En uitsterven, dat doe je voor altijd. 
Ook bij uitsterven moet je geluk hebben, bijvoorbeeld dat je voortleeft als woord, als synoniem voor wat uitgestorven is. Dat overkwam de dodo. 
Je kunt ook uitgestorven zijn en dat niemand je naam nog kent. Ik noem de Nachtegaalkarekiet, de Struikwinterkoning, de Po'ouli, de Cryptische Boomjager, de Novaesbladspeurder, de Bramble Cay-Mozaïekstaartrat, de Pinta Island-Schildpad, het Formosaanse Nevelluipaard, de Pyrenese Steenbok, Stellers Zeekoe, de Rocky Mountain Sprinkhaan, het Madeira Groot Koolwitje, de Quagga, de Gouden Pad, de Rodriguesspreeuw, de Berberleeuw, de Blauwe Antilope, de Madagaskar-Dodaars, de Caribische Monnikszeehond, de Falklandwolf, de Cubaanse Ara, de Reuzenrijstrat, de Hopspreeuw, de Witvoetboomrat, de Grootoorspringmuis, de Oostelijke Buidelhaas, de Langstaartspringmuis, de Zuidelijke Stekelstaartkangaroe, de Tasmaanse Spreeuw, de Auroch, de Spix-Ara, de Tanna-Patrijsduif, het Columbia Basin-Dwergkonijn, de Diksnavelgrondduif, de Kleine Bosmoa, de Belhoningvogel, de Bruine Purperspreeuw, het Bulwerstormvogeltje, de Nieuw-Zeelandse Snipral, de Kona-vink, de Forbessnip, de Kruisbekvink, het Tristanwaterhoen, de Huia, de Oahu-o'o, de Witvleugelstrandloper, de Lachuil, de Piopio, de Paradijspapegaai, de Langoorbuideldas, de Irmawallaby, de Buidelwolf, de Varkenspootbuideldas, de Mauritiustaling, de Mascarenenkoet, de Mauritiusvleerhond, de Olifantsvogel, de Blauwstaarthagedis, de Arabische Struisvogel, de Balinese Tijger, het Bubal Hartebeest, de Canarische Zwarte Scholekster, de Monniksrob, de Carolinaparkiet, de Kaukasische Wisent, de Trekduif, de Ryukyu Houtduif, de Santo Stefano Hagedis, de Kaapverdische Reuzenskink, de West-Zwarte Neushoorn en, vooruit, het Schomburgkhert.

August Tholen


zaterdag 25 mei 2019

Stem



Rond drieën de deur uitgelopen, de straat overgestoken, een deur opengetrokken en een gebouw binnengegaan, een stukje plastic (ID) uit mijn zak getrokken, een groot gevouwen papier overhandigd gekregen, met dat papier tussen drie houten planken gaan staan en een miniscuul vakje rood gekrast met een soort timmermanspotlood aan een touwtje. 
Daarna langdurig overwogen of het hele democratische proces werkelijk niet meer behelst dan deze ene, piepkleine handeling, het kortstondig op en neer bewegen van een stukje hout teneinde een mierengroot oppervlak aan papier met wat rood pigment te vullen. 
Ik ging twijfelen. 
Mijn getwijfel leidde tot de gedachte: dit kan onmogelijk alles zijn, ik moet vast méér doen.
Ik dacht zelfs: ik doe het waarschijnlijk al jaren verkeerd!
Toen bedacht ik me dat ik precies hetzelfde ook dacht de vorige keer dat ik ging stemmen. 
Ik vouwde het papier dus dicht, deponeerde het in de daarvoor bestemde grijze container en ging het stemlokaal uit. 
Missie volbracht. 
Buiten, nog nasidderend van burgerlijk verantwoordelijkheidsgevoel, kwam ik Theo tegen. 
Of hij ook ging stemmen.
Hij ging ook stemmen. 
Mocht ik weten wát hij ging stemmen?
'De SP,' zei hij, meteen gevolgd door een berustend: 'niet dat die ene stem van mij wat gaat uitmaken.'
'Tja, dat is óók het geruststellende van stemmen, je kunt eigenlijk niets fout doen,' zei ik.
We kregen het erover dat je zelfs van hechte vrienden vaak niet weet wat hun politieke denkbeelden zijn of waar ze in de beslotenheid van dat hokje echt op stemmen.
'Precies, misschien gá ik wel helemaal niet op de SP stemmen,' lachte Theo.
'Dat is mogelijk Theo,' zei ik. 'Alleen, waarom zou je over zoiets verschrikkelijks liegen?

August Tholen

zaterdag 11 mei 2019

Waiting game



Wat mij persoonlijk nog het meest somber stemt aan het omvangrijke VN-rapport dat vandaag verscheen over het instortende ecosysteem: dat er zulke rapporten voor nodig zijn om ons tot inzicht en actie te dwingen. Deze wereldwijde catastrofe, die nu misschien wel aan haar eindfase bezig is, zag ik als jonge jongen al donkerewolksgewijs op ons af komen denderen. Dat ik die catastrofe voorzag zeg ik met nadruk níet omdat ik denk dat ik als jongen over een speciale vorm van helderziendheid beschikte. Ik zeg het omdat ik denk: als ik het als jongen al zag, hoe zat het dan met de volwassenen? Ik kan niet de enige zijn geweest die bij ieder stuk bos dat plaats maakte voor een snelweg of woonwijk dacht: hier zien we hoe het op kleine schaal misgaat, gevolgd door de gedachte: hier wordt geoefend voor de grote schaal. Ik kan niet de enige zijn geweest die bij de beelden van weer een met olie gevuld Nederlands strand dacht: dit is dus overal gaande, niet alleen hier. Ik extrapoleerde als jongen simpelweg wat ik direct om me heen zag gebeuren; de vernietiging van de natuurlijke wereld in combinatie met het menselijk egocentrisme. 
Wat me met terugwerkende kracht zorgen baart is dat er dus volop volwassenen moeten zijn geweest, politici en andere beleidsmakers, die destijds hetzelfde zagen en niets deden. 
En ja, ook dat was te voorspellen. 
Het was te voorspellen dat we niet zouden gaan ingrijpen voor het bijna of helemaal te laat zou zijn, in ieder geval niet voor we zelf aan den lijve de nadelen zouden gaan ondervinden van ons eigen handelen. 
Het was, kortom, voor mij destijds allemaal concreet genoeg zónder cijfers, maar de moderne mens heeft nu eenmaal zijn intuïtie afgeschaft en vertrouwt alleen nog op Google, grafieken en getallen.
Mijn afschuw over de onafwendbaarheid van die ramp, het toekomstbeeld van de vernietiging van de natuur die ik destijds als mijn persoonlijk toevluchtsoord beschouwde, was zo groot dat ik me zelfs tijdelijk van die natuur afkeerde, uit zelfbescherming. Ik meende dat ik anders aan de walging zou bezwijken. Volwassenen hadden al een minder dan goede indruk op mij gemaakt, maar de manier waarop ze ook nog eens 'mijn' wereld vernietigde heeft me minstens voor een deel misantropisch gemaakt. 
En nu, is het omslagpunt bereikt? Gaat er nu dan eindelijk iets gebeuren? 
Nee, ook nu bestaat het gevaar dat het nog steeds niet laat genoeg is. Nog steeds zitten regeringen op elkaar te wachten om een eerste echte stap te zetten. En nog steeds kijken we op de televisie naar politici die hun lippen blauw babbelen met geen ander doel dan tijd te rekken, want met concrete maatregelen nemen, zo weten ze, verlies je kiezers. 
Het redden van de aarde is een waiting game geworden. 

August Tholen

woensdag 1 mei 2019

Zwemvest



In de trein naar Eindhoven zit een ouder stel tegenover me. Hij draagt een cognackleurige leren jas en hippe gympschoenen, zij heeft een hevig gecraqueleerd gezicht en een kort grijs kapsel. Haar zwarte lakschoenen en haar helemaal tot boven toe dichtgeknoopte sjieke zwarte bontjas zouden de indruk kunnen wekken dat ze ter kerke gaat, maar zij en haar man zijn duidelijk onderweg naar een verjaardag: er staat een papieren shopping bag voor hun voeten waar een kleurig pakket met strik uit steekt. De hele rit lang is de man in de weer een foto te zoeken op zijn smartphone, terwijl de vrouw tegen hem aanpraat. Ze is een van die mensen die erin slagen om de meest gewone dingen op bitse toon te zeggen, vermoedelijk uit gewoonte, al weet je die dingen nooit helemaal zeker. Het deert de man overigens niet, hij blijft de vriendelijkheid zelve. Geduldig beweegt hij met zijn wijsvinger over het scherm, op zoek naar die ene foto.
'Is het deze?' vraagt hij.
'Nee natuurlijk is het die niet. Heb je niet gehoord wat ik net zei?!' valt ze vinnig uit. 
'Oke. Deze dan?'
'Nee-eeh, ik zei je toch dat het die foto is waarop ik geen zwemvest draag. Je moet echt beter luisteren.'
Ik kan me de vrouw slechts met heel veel moeite in een zwemvest voorstellen. Ook vraag ik me af of ik haar zou willen redden als ze in het water viel. 
De man swipet ondertussen langs nog een paar foto's. 
'Deze hier, die is ook leuk,' glimlacht hij.
De vrouw zegt weer iets op snauwende toon terug, waarop de man haar kort aankijkt en met een vinger teder over haar gekreukelde wang strijkt. Hij gebruikt daarvoor dezelfde vinger waarmee hij zijn smartphone bedient, zijn wijsvinger, waardoor het lijkt alsof hij haar gezicht in een vriendelijker pose probeert te swipen. Het is een ontroerend gebaar, alsof hij een ernstig ziek kind geruststelt dat het ook allemaal niet kan helpen dat het iets omstoot of zojuist het bed heeft volgebraakt. En het effect is wonderbaarlijk. Ineens gaat de vrouw op veel zachtere toon praten, haar ogen ontspannen en het netwerk van rimpels in haar gezicht lijkt op te lossen, als gebarsten droge woestijngrond waar zojuist regen op viel. 
Als we in Eindhoven aankomen lacht ze zelfs.

August Tholen

zaterdag 13 april 2019

Geef ons onze kinderen terug!



In Frankrijk werd eind vorig jaar een wet aangenomen waarmee scholieren het gebruik van smartphones wordt verboden onder schooltijd. Een goede zaak, lijkt me, maar hoe zit het met al die uren buíten school? Kinderen brengen gemiddeld zeven tot acht uur per dag op school door, blijven er nog zo'n zestien, zeventien uur over voor computer, tablet en smartphone. Vooral het gebruik van de smartphone heeft epidemische vormen aangenomen; onze kinderen zijn een groot deel van hun dag bezig met het staren naar een schermpje, niet groter dan hun hand. Het zijn uren waarin ze volledig onbereikbaar zijn, ondergedompeld in een virtuele wereld van apps, games en YouTubefilmpjes waar je ze alleen bij onderbreekt met gevaar voor eigen leven. Ouders worden geconfronteerd met peuters die vervaarlijk grommen wanneer ze bij hun spelletje Fortnite worden gestoord, met pubers die uren achter elkaar in een virtuele wereld doorbrengen met virtuele vrienden en die als ze naast je op de bank zitten iedere halve minuut geagiteerd naar hun smartphone grijpen, bang om dat bericht te missen van die vriend die zojuist zijn huig liet piercen of van die vriendin die wil laten weten dat ze tampons kocht en voor de duidelijkheid een hippe menstruatie-emoji meestuurt. 

Natuurlijk, ouders geven zelf vaak het slechte voorbeeld. Misschien vind ik ook dat ik meer recht van spreken heb omdat ik zelf geen Smartphone gebruik (ik heb nog een stokoude, bakelieten Nokia, zo-een die handmatig met een slinger aangezwengeld moet worden) maar ik maak me in toenemende mate zorgen over de macht van wat ik het Cybersyndicaat noem. Dit Cybersyndicaat houdt mijn kinderen gegijzeld, en samen met de mijne miljoenen anderen die allemaal de hele dag niets anders doen dan naar de muur van een piepkleine cel staren (is het toeval dat dat ding in het Engels een 'cell phone' heet?).

In de film The Matrix komt een scène voor waarin hoofdpersoon Neo de keus krijgt voorgelegd tussen een blauwe en een rode pil. Neemt hij de blauwe pil dan keert hij terug naar de wereld waaruit hij kwam; een comfortable maar illusoire droomwereld waarin zijn lichaam en geest volledig gescheiden zijn. Neemt hij de rode pil dan zal hij de wereld zien zoals die écht is, een inzicht van waaruit hij nooit meer terug zal keren. Ik moet daaraan denken als ik om me heen al die kinderen in hun smartphones verdiept zie: een hele generatie jongeren die voor de blauwe pil lijkt te hebben gekozen. En ik zeg met opzet lijkt. Want is het echt zo dat een complete generatie jongeren voor deze mogelijkheid heeft gekozen? Is er wel echt sprake geweest van een keus? Heeft iemand aan onze kinderen of aan ons op enig moment werkelijk de keus voorgelegd en hebben we daarbij inderdaad bewust gekozen voor een comfortable maar illusoire droomwereld waarin lichaam en geest volledig gescheiden zijn? Zo niet, hoe kómt het dan dat we er nooit bewust voor gekozen hebben? Hoe kan het dat we een beslissing die onze hele leef- en denkwijze radicaal omver gooide hebben overgelaten aan anderen, en niet eens aan anderen die ons welzijn voor ogen hadden maar aan bedrijven die grof geld aan ons verdienen? Bedrijven die onze behoeften zo geraffineerd manipuleren dat wij in de illusie verkeren dat er sprake is van vrije wil, van een door ons genomen besluit? Zou de marketingstrategie van deze bedrijven uitsluitend toegepast worden op volwassenen bij wie er, althans in de wettige betekenis, sprake is van vrije wil; gaandeweg zijn de technogiganten om ons laatste restje vrije wil te omzeilen hun producten met opzet zo gaan ontwikkelen dat er een verslaving optreedt, en wat erger is: ze zijn zich daarbij op steeds jongere kinderen gaan richten. Het is een marktstrategie die opmerkelijke overeenkomsten vertoont met wat de tabaksindustrie destijds heeft gedaan: je ontwikkelt een genotmiddel en voegt er vervolgens verslavende ingrediënten aan toe.

Volgens experts zijn we inmiddels zo afhankelijk van cybertechnologie dat mocht om wat voor reden dan ook in de toekomst nog eens de stroom wereldwijd uitvallen we de facto terug in de middeleeuwen gestort zullen worden. 
Misschien is dat zo, maar het gunstige effect zal zijn dat we onze kinderen weer terugkrijgen.

August Tholen


donderdag 4 april 2019

Stem op AI?



In zijn boek Homo Deus spreekt toekomsthistoricus Yuval Noah Harari zijn zorgen uit over het feit dat artificiële intelligentie (AI) ons waarschijnlijk binnen afzienbare tijd op vrijwel alle fronten zal gaan inhalen en verbeteren. Hij geeft een lange en daarmee verontrustende rij voorbeelden van vakgebieden waarop superintelligentie de mens overbodig zal kunnen gaan maken. Naast te verwachten beroepen als kassières en taxichauffeurs, bouwvakkers, beurshandelaren en verzekeraars zullen waarschijnlijk ook beroepen in aanmerking komen waarvan we nu nog geloven dat ze empathisch vermogen vereisen of waarbij emoties een rol spelen, zoals artsen, onderwijzers, rechters, psychologen en kunstenaars. Harari geeft voorbeelden van waar zo'n inhaalslag van AI te verwachten en in sommige gevallen al gaande is. Het enige voorbeeld dat hij niet geeft is de politiek. Misschien omdat hij zich daar niet aan wilde branden, maar de laatste verkiezingen in ogenschouw nemend kan ik niet nalaten te denken: misschien is het nog zo'n gek idee niet om uitgerekend politieke besluiten aan een AI over te laten. Mij - en velen met mij - zou in ieder geval dit steeds terugkerende circus van emoties, manipulaties en misinformatie daarmee bespaard blijven. Niet dat het niet vermakelijk is, democratie is een fascinerend gezelschapsspel, maar is vermakelijkheid een reden om ons welzijn en onze toekomst steeds opnieuw af te laten hangen van zulk infantiel gekrakeel? Van partijpolitici die meer belang hechten aan het gekozen of herkozen worden dan aan het nemen van noodzakelijke maatregelen? Politici die bij het nemen van de meeste maatregelen geen enkele vorm van wijsheid nastreven maar zich eerder laten leiden door de meest invloedrijke of luidruchtige belangengroepen, die politiek handjeklap spelen na elke verkiezingsuitslag met als voornaamste effect dat iedereen zich bekocht voelt? 
En politici zijn niet eens het grootste probleem. Ook zij die hun hart en ziel verpand hebben aan de democratische gang van zaken moeten zich toch afvragen waarom we onze politieke toekomst steeds opnieuw af laten hangen van een burger die continu angstig danwel boos is, argwanend of teleurgesteld. Politiek is langetermijnplanning. Maar wat valt er voor langetermijninzicht te verwachten van zulke emotionele, veelal ook nog eens slecht geïnformeerde burgers die bij elke aanslag of mediagebeurtenis links of rechts in het politieke struikgewas schieten, die op gezichten stemmen in plaats van op partijprogramma's en die zich bij hun keuzes laten leiden door geslepen verkooppraatjes? Kortom, burgers die de lange termijn negeren of simpelweg niet kunnen overzien en die zelfs wanneer ze uitsluitend hun eigen voordeel berekenen over beperkte gedachtencapaciteit blijken te beschikken? Zou een computer het werkelijk slechter doen dan wij, als we hem programmeren om simpelweg alle mensen maximale kansen te bieden op welzijn, gerechtigheid en collectief overleven? Blijkt niet keer op keer dat onze emoties ons vooral in de weg zitten als het op het nemen van belangrijke besluiten aankomt? Een AI zou te allen tijde zijn rust en kalmte bewaren. Hij zou miljarden relevante en irrelevante gegevens en prognoses per seconde kunnen verwerken en nooit het overzicht of de lange termijn uit het oog verliezen. Hij zou, hoewel gezichtloos, altijd het hoofd erbij houden, zelfs het meest ingewikkelde netwerk van factoren kunnen overzien, nooit woedend of bang zijn en zich al helemaal niet laten afleiden door mooie praatjes of de waan van de dag.
Hier kan, lijkt me, de wetenschap een belangrijke zet doen. Ik weet dat in sciencefictionfilms zo'n scenario van een AI-gestuurde maatschappij meestal slecht afloopt. Maar Hollywood hechtte altijd al een overmatig belang aan menselijke emoties, het is zelfs hun belangrijkste verkoopartikel. Net zomin als kassières en taxichauffeurs zullen beroepspolitici graag overbodig gemaakt willen worden door een artificiële intelligentie. Maar toch, wordt het niet tijd dat zo'n AI gebouwd gaat worden, al is het maar bij wijze van experiment? Of en op welke wijze we hem vervolgens gebruiken is aan ons.

August Tholen

maandag 25 maart 2019

Waarom het dom is om van de natuur te houden (en waarom u tóch groen moet stemmen)


Ik hou van de natuur en ik respecteer de meeste besluiten die ze voor mij neemt aangaande leven en dood, over de retrogade beweging van de planeten en de beste temperatuur waaronder spermatozoïden zich kunnen ontwikkelen. Maar ik ben er ook van doordrongen dat de natuur antidemocratisch en behoudzuchtig is, een aartsconservatief die veranderingen alleen onder extreem hoge druk invoert. Als de natuur een politieke partij zou beginnen zou die hoogstwaarschijnlijk vóór het roofkapitalisme zijn en tegen anticonceptie, vóór het vrije wapenbezit en tegen iedere vorm van overheidsbemoeienis. Als de natuur stemrecht had zou ze eerder op de VVD of SGP stemmen dan op Groen Links. 

Waarom, zo kan ik me afvragen, zou ik dan op een groene partij stemmen? Is het omdat ik zo van vogeltjes en insekten houd, omdat ik die schattige panda's en die arme ijsberen een warm hart toedraag of omdat die gekapte oerbossen en vervuilde oceanen mij een doorn in het oog zijn? Zeker, het gebrek aan respect voor andere levende wezens en de manier waarop wij de natuur naar de ratsmodee helpen jaagt me de tranen naar de ogen, maar ondanks alle berichten die het tegendeel lijken aan te tonen geloof ik helemaal niet dat wij mensen 'de natuur' in gevaar kunnen brengen, niet de natuur zoals ik die opvat en begrijp.

Bij natuur denken we allemaal aan iets anders. De een denkt aan de geranium op zijn balkonnetje, de ander aan de ingewikkelde machinerie die ons lichaam uitmaakt of het stadspark om de hoek. Sommigen denken aan de Veluwe, de Wadden of de Grand Canyon. Er zijn er ook die het nog ruimer zien en de hele aarde als één natuurlijk ecosysteem beschouwen, de Gaia-hypothese is een wetenschappelijk voorbeeld van zo'n ruime blik. Maar hoe ruim of hoe beperkt je blik ook is, de natuur is altijd meer dan je denkt. De natuur: dat is alles. Letterlijk: alles. Het is het enige systeem dat we kennen en het omvat de hele kosmos en al haar principes. Natuurlijk staat het een ieder vrij om onder natuur niet meer dan de geranium op zijn balkonnetje te verstaan of alleen het piepkleine ecosysteem hier op aarde dat ons mensen in leven houdt. Ook dan geldt dat we dat systeem hoogstens tijdelijk wat kunnen ontregelen. Zeker, we kunnen alle bossen kappen, alle bestaande leven op aarde uitroeien, de continenten in brand steken. We zijn daartoe in staat. Maar ook dat zal niet het einde van de wereld zijn. Geef de natuur een paar duizend of, vooruit, hónderdduizend jaar, en ze zal rustig haar loop hernemen. Ze zal weer nieuwe plannen maken, andere wegen inslaan, nieuwe soorten bedenken. Het enig verschil zal zijn dat wij daar geen deel meer van uitmaken. Het zal het einde van homo sapiens betekenen. Wij mogen dan graag denken dat we een uitverkoren soort zijn, voorbestemd om de aarde te beërven of de eeuwigheid te verwerven, maar de natuur kan het geen ene bliksem schelen of de dino 'heerst' of de mens of de noordse kakkerlak. Niets is voor eeuwig, behalve de menselijke zelfgenoegzaamheid.

In 1976 publiceerde de Britse bioloog Richard Dawkins het boek The Selfish Gene (De zelfzuchtige genen). Daarin concludeert hij dat het bij de evolutie gaat om het welzijn van het individu, en niet, zoals daarvoor wel werd aangenomen, om het welzijn van de soort. Een gen is bijvoorbeeld alleen succesvol als het zijn 'visie' op het genmateriaal weet door te drukken ten koste van zijn concurrenten in de populatie. Vertaalt naar de politiek zou je kunnen zeggen dat mensen nooit altruïstisch zullen stemmen maar altijd uit eigenbelang. Wie de politieke geo-problemen van vandaag de dag echter ook maar een beetje rationeel benadert begrijpt dat we er beter aan doen om groen te stemmen. Niet om de natuur te behoeden, maar onszelf. Niet om panda's te redden of ijsberen, maar omdat het welzijn van planten en dieren direct gekoppeld is aan ons eigen welzijn. 

Natuurlijk stemt niet iedereen groen uit puur lijfsbehoud. Er zijn ook mensen die oprecht geloven dat die vlinders en vogels en ijsberen precies even veel recht van bestaan hebben als wij. Maar of we ons bij onze politieke keuzes nu laten leiden door respect voor het leven of door onze zelfzuchtige genen, hier geldt in hoge mate: wie eigenbelang laat prevaleren boven algemeen belang heeft zijn eigen belang niet goed begrepen.

August Tholen

dinsdag 19 maart 2019

De geur van roofvogel


In Mijn roofvogels, de weergaloze roofvogelstudie van ornitholoog Rob Bijlsma (de enige ornitholoog in ons land die er ook als een ornitholoog uitziet) vertelt Bijlsma hoe hij ooit een wespendief met de hand wist te vangen. Het dier zat met de kop voorover in een wespennest waar hij raten aan het opgraven was. Rob trok een sprintje en hop, had hem te pakken. Hij had weinig wetenschappelijks voor ogen met die actie, maar hij was een jonge onderzoeker en wilde dolgraag eens een wespendief vasthouden. Het beest deelde klappen uit met zijn vleugels maar 'de klauwen hadden maar een geringe knijpkracht', stelt Bijlsma vast. Hij beschrijft het feloranje oog ('vast een mannetje'), de uitgezette kopveren, en eindigt dan met dit zinnetje: 'En natuurlijk even de neus in de rugveren om te ruiken.' 

Daar moest ik om glimlachen. Het deed me denken aan een buizerd die ik ooit ving. Of ving; de vogel wás al gevangen, door het prikkeldraad waar hij in vast zat met zijn vleugel. Het was hartje winter en er lag sneeuw. Ik vouwde een zakdoek over de kop van de buizerd en begon hem geduldig met mijn zakmes los te maken, enigszins beducht voor de loshangende klauwen. Tijdens het losmaken moest ik geregeld mijn handen warmblazen. De buizerd zat met de grote vliegpees in de stugge, stekelige draad vast. Hem daaruit loswerken bleek nogal een precisiewerkje, maar al die tijd bleef de vogel in katatonische rust. Toen hij eindelijk los was deed ik precies wat Bijlsma ook deed met zijn wespendief; voor ik de buizerd als een bewegingloos pakketje in de sneeuw legde en de zakdoek van zijn hoofd trok drukte ik mijn neus in zijn rugveren om te ruiken. Die geur van roofvogel is onvergetelijk. 

August Tholen


vrijdag 15 februari 2019

Piep tsjilp



Kort geleden vond de jaarlijkse Nationale Tuinvogeltelling plaats. Bij vogeltellingen moet ik altijd denken aan het Bijlsma-effect. Rob Bijlsma is vogelkenner par excellence en een van de weinigen die 'moeilijke' soorten kan onderscheiden, zoals de draaihals, een uiterst schuwe spechtachtige. De meeste broedgevallen van draaihalzen concentreerden zich jarenlang op de Veluwe, waar Bijlsma toen woonde. In later jaren stortte de Veluwse populatie in maar doken er ineens opvallend veel draaihalzen op in Drenthe. Wat bleek? Bijlsma was van de Veluwe naar Drenthe verhuisd. 

Nu zijn niet alle vogels zo moeilijk te vinden als de draaihals en de meeste mensen die aan het onderzoek meedoen zullen- vermoed ik - een mus wel van een vink kunnen onderscheiden. Toch werpt het de vraag op: hoe goed kennen we onze vogels eigenlijk? Dus ben ik aan de hand van mijn Jonsson-vogelgids eens gaan tellen hoeveel vogels ik zelf ken. En met kennen bedoel ik dan: zoals je een collega op het werk of een favoriete oom kent, geen twijfel over mogelijk. Het bleken er na telling ongeveer 300 te zijn. Het viel mij eerlijk gezegd een beetje tegen, slechts 300 van de in totaal 670 door Jonsson beschreven soorten, maar die lijst omvat niet alleen de Nederlandse maar het totaal aan Europese soorten, waaronder heel wat dwaalgassies en exotisch spul zoals de brilparulazanger, de bruinkeelortolaan en de woestijngrasmus. Een merkwaardig fenomeen dat zich voordoet bij mijn vogelgids is dat hoe vaak ik hem ook doorblader ik vogels blijf tegenkomen waarvan ik de naam nooit eerder heb gehoord. Grote delen van mijn vogelgids zijn en blijven terra incognita voor mij. Zo vliegen er alleen al van de stormvogel vijftien soorten rond (waaronder het slechts eenmaal in Finland aangetroffen madeirastormvogeltje). Vijftien, en ik heb er nog nooit één gezien! Van de familie der piepers telt de Jonsson niet minder dan twaalf inheemse soorten. Er is een bospieper, een boompieper, een duinpieper, een oeverpieper, een waterpieper, een graspieper, en ga zo maar door. En dat zijn alleen nog maar de Nederlandse piepers, wereldwijd zijn er meer dan veertig. Waarom zoveel piepers? Ze zijn volstrekt niet van elkaar te onderscheiden, ze zeggen allemaal 'piep' en er lijken er alsmaar meer bij te komen. Wie verzint er toch steeds piepers bij? 

Natuurlijk zijn er altijd soorten waar je als vogelliefhebber meer vertrouwd mee bent dan andere, omdat je er mee opgegroeid bent bijvoorbeeld. Zelf ben ik van nature een bosbewoner, dat houdt voor mij in dat ik slechter scoor met zee- en kustvogels zoals de oever- en duinpieper. En de stormvogel dus. Hoe dan ook, die stormvogels en piepers zijn voor mij een reden om af te zien van deelname aan de Nationale Tuinvogeltelling. Ik denk al snel: stel dat ik het Madeirastormvogeltje niet herken, of een bospieper voor een boompieper aanzie. De meeste mensen hebben overigens zulke scrupules niet; dit jaar deden er zo'n 77.000 mensen aan de Tuinvogeltelling mee. De vogel die het meest geteld werd was de huismus. Maar dat zal wel een dakpieper zijn geweest.

August Tholen

woensdag 6 februari 2019

Forse meningen




Na eerder het Haagse raadslid Arnoud van Doorn heeft nu ook oud-PVV'er Joram van Klaveren zich tot de islam bekeerd. Beiden bedreven bijna een decennium lang keiharde anti-islampolitiek. Conclusie: we maken onszelf belachelijk met het hebben van forse meningen. 'De Koran is een vergif en de islam een ideologie van dood en verderf' is zo'n mening. Joram van Klaveren heeft zich minstens schuldig gemaakt aan het hebben van forse meningen. Zijn huidig inzicht dat de islam de ideale godsdienst is en dat er 'geen God is behalve Allah, en Mohammed zijn Gezant' is waarschijnlijk ook zo'n forse mening.

August Tholen

zaterdag 2 februari 2019

Eigenliefde en testosteron


Ik heb de gewoonte de actualiteit te volgen, maar af en toe is het daarbij net of je een geschiedenisboek aan het lezen bent. Dat komt natuurlijk omdat, zoals het bekende adagium wil, de geschiedenis zich voortdurend herhaalt. Waarom doet de geschiedenis dat eigenlijk? 

Niet zo lang geleden zag ik een aflevering uit de televisieserie Napoleon in Holland. Hoewel ik dankbaar ben voor alles wat enige historische context verschaft heb ik me flink aan die docu geërgerd. Of beter gezegd, niet aan de docu maar aan het onderwerp ervan. Tijdens het kijken drong zich namelijk steeds indringender de gedachte aan me op: waarom verspillen we in hemelsnaam zoveel aandacht en devotie aan ambitieuze, over het paard getilde gekken die er niet voor terugdeinzen miljoenen over de kling te jagen? Waarom schrijven we niet een historie over vreedzame kappers, wasvrouwen, moeders, dichters?

Ik denk daar vandaag opnieuw aan, nu in Venezuela generaal Yanéz is overgelopen naar het kamp van interim-president Juan Guaidó. Een andere generaal, trouw aan Maduro, maakt Yanéz uit voor verrader. Kortom, het bekende verhaal waarin meerdere ingrediënten klaarliggen voor een burgeroorlog, met als hoofdingrediënt opnieuw de eigenliefde en het testosteron van mannetjesputters die van geen wijken willen weten en bereid zijn om in hun tomeloze drift desnoods miljoenen onschuldigen mee te sleuren. Al wat Maduro hoeft te doen om zijn land voor bloedvergieten te behoeden is zich terugtrekken, maar nee, Maduro is belangrijk, belangrijker dan 30 miljoen Venezolanen. 
Het wachten is op de docu over zijn leven.

August Tholen