donderdag 31 mei 2012

Het voordeel van de twijfel



Op mijn stelling dat alle geschreven tekst uiteindelijk fictie is kreeg ik brieven van mensen die me verzekerden dat wat in de bijbel staat wel degelijk waar is. Ik vermoed – mede door de toon waarop een en ander medegedeeld werd – dat hier sprake is van iets meer dan een klein misverstand. Ik schrijf zelf wel eens wat, een gedichtje of een roman, en ik wil graag dat die teksten serieus genomen worden. Ik verlang echter geen moment dat ze geloofd worden. Het is voor het slagen van een tekst – of meer in het algemeen voor het slagen van een kunstwerk – van geen enkel belang dat iets waar is. Alleen mensen met stichtelijke bedoelingen willen dat alles waar is, en liefst niet even maar onherroepelijk, voor altijd. Je mag aannemen dat ze zo hun innerlijke twijfels bestrijden, een fenomeen dat je wel vaker waarneemt op het schoolplein en in de politiek. Verder berust de kritiek van deze briefschrijvers op een grove onderschatting van wat fictie is. De mensheid heeft alles te danken aan fictie, aan de mogelijkheid dat iets waar is, en nauwelijks iets aan grote, onomstotelijke waarheden. Grote waarheden hebben ons alleen maar opgehouden. Ze belemmeren nog steeds onze vooruitgang, staan onze ongebreidelde creativiteit in de weg en kosten in het ergste geval zelfs mensenlevens. Steeds als ik mensen met al te grote stelligheid iets hoor beweren trek ik dus in gedachten het teveel aan gelijk maar alvast van hun beweringen af. Ik geef ze daarmee het voordeel van de twijfel dat ze zichzelf niet gunden. Want als er één ding vaststaat is het dit: wie iets zeker weet doet zichzelf te kort. Iets zeker weten is slechts een onhandige manier van twijfelen.

maandag 28 mei 2012

Gods schoonmaakploeg





Een tijdje geleden schafte ik de BBC-serie van David Attenborough aan over zoogdieren. Enkele avonden lang raakte ik niet uitgekeken op de eetgewoonten van de buidelmiereneter, het nachtleven van het uilaapje en de voortplantingsperikelen van het vogelbekdier. Het is daarbij maar gelukkig dat ik de originele BBC-versie kocht want voor hetzelfde geld had ik per ongeluk de creationistische versie aangeschaft die de evangelische omroep op de markt bracht, een versie waarin alle verwijzingen naar de evolutietheorie zorgvuldig zijn weggezuiverd. Gods schepping was geen sinecure, maar ze kwam wél mooi in 6 dagen tot stand, blijven ze bij de EO koppig volhouden. Dat we een stamboom delen met chimpansees en gibbons vinden ze daar zelfs zo'n walgelijke gedachte dat ze de hele aflevering over primaten maar hebben geschrapt.
Nu is het ieders goed recht om in onwetendheid te willen leven, maar Attenboroughs magistrale werk op deze manier verminken om het scheppingsverhaal staande te houden is regelrecht vandalisme. Het is een aanmatigende vorm van censuur, enigszins te vergelijken met het consequent in de bijbel overal wegstrepen van het woord 'god' door een ongelovige. Wat daarbij ook opvalt is hóe de EO deze zuiveringen doorvoert; zonder begeleidende tekst, zonder enige uitleg. De EO zuivert in stilte. Durft de omroep haar creationistische denkbeelden niet hardop uit te spreken? 
Het creationisme heeft veel aanhang onder fundamentalistische christenen in de Verenigde Staten, gods eigen schoonmaakploeg in the land of the free. Deze Bible belt-christenen zetten zich overigens niet alleen fel af tegen de evolutieleer, ze wekken de indruk dat ze het liefst in één keer de hele wereld zouden willen zuiveren met gods bleekwater en diens vuur der wrake. Een van hun vlagvoerders is Terry Jones, een radicale dominee die in 2011 wereldwijd in het nieuws kwam nadat hij opriep om korans te verbranden, met tientallen doden als gevolg. Fanatici als dominee Jones, of rabiate Iraanse geestelijken die oproepen om bijbels te verbranden; ze zijn van alle tijden, ook de toekomstige naar valt te vrezen. Ze wakkeren de vrees aan dat religieus-fundamentalistische ideeën onuitroeibaar zijn en dat orthodox-gelovigen misschien wel de toekomst hebben. 
Ook het verbranden van heilige boeken is van alle tijden. Verbrandt jij mijn heilig boek dan verbrand ik het jouwe, infantieler kan het haast niet. Het berust daarbij op het kolossale misverstand dat een boek heilig zou kunnen zijn. Alle geschreven tekst is uiteindelijk fictie, wie dat niet begrijpt moet terug naar school. Daarom zijn orthodox-gelovigen de slechtste lezers denkbaar. Zeker, je kunt een heilig boek lezen en de auteur ervan op z'n woord geloven, maar dat is zoiets als alles geloven wat er in de krant staat. God behoede je dan voor drukfouten.

dinsdag 22 mei 2012

Geen stijl


Een collega-stukjesschrijver vroeg me of ik van plan was om nog lang
door te gaan met zijn stijl te jatten.
Ik zei van ja. Want dat ben ik ook.
Is er trouwens een groter compliment, een grootser hulde denkbaar?
Ik zei dat ik zelfs bereid was om er zijn naam onder te zetten, onder 
die stukjes van mij. 
Toen werd hij een beetje boos. En ja, omdat híj boos werd werd ik ook 
boos. We zeiden dingen tegen elkaar die stukjesschrijvers zoal tegen 
elkaar zeggen wanneer ze boos zijn.
Een mens zit evengoed raar in elkaar, niet? Hier was ik dan in de 
gelegenheid om een gesprek te voeren met iemand wiens proza ik tot 
het beste rekende aan wat onze vaderlandse taal te bieden heeft, 
iemand die me had doen lachen, en glimlachen en bij tijden had doen 
blozen van herkenning. Iemand die, kortom, een inspiratiebron was 
geweest. En dan zoiets. Nu zit ik plotseling met die boze schrijver in 
mijn hoofd. Iemand die ik moet vrezen in plaats van bewonderen. 
Iemand die me nu in mijn eigen hoofd terechtwijst en die in een 
cholerische driftbui uitbreekt, iedere keer als ik aan zin kom waar hij 
patent op meent te hebben.
Bozer en bozer werd hij tijdens dat gesprek. Op het laatst zei hij nog 
dat mijn stukjes toch niet op zijn stukjes en goed beschouwd 
helemaal nérgens op leken.
Ik moet op zoek naar een andere stijl.

maandag 14 mei 2012

Het einde der tijden



Naar alle waarschijnlijkheid bent u, lezer, geen orthodoxe jood, geen rechtzinnig calvinist en geen fundamentalistische christen. Dat betekent dat u geen geloof hecht aan het laatste oordeel, de predestinatieleer of eeuwigdurende hellestraf. Als het einde der tijden aanbreekt zit u dus goed. Of goed fout, het is maar hoe je het bekijkt. Dat einde der tijden leek even in zicht vanwege de Maya-kalender die het einde van de wereld had  ingepland ergens eind 2012. Ik kan de precieze datum voor u op gaan zoeken, maar wat zou ik, want het bleek weer eens een misrekening van het hoofdkantoor. Archeologen vonden deze week op een muur in Xaltún een nog oudere Maya-kalender, een die 7000 jaar in de toekomst doorloopt. Wie had dat gedacht. Zijn we voor niets ongerust gemaakt, of zijn we alleen maar met die nieuwe berichten in slaap gesust? Wie zal het zeggen. En het is gemakkelijk genoeg om de mensen die geloof hechten aan zulke profetieën af te doen als dwazen, maar wat te denken van al diegenen die in stilte het ergste vreesden?
Dat geloof in oeroude eindtijdprofetieën is om meer dan een reden curieus. Ten eerste omdat wie ons in de weer ziet met de wereld haast wel moet denken dat we de ondergang ervan van harte toejuichen; we overbevolken haar, putten haar grondstoffen uit en verstoren het klimaat, en dat allemaal in zo’n tempo dat je zou gaan denken dat het vergaan ervan ons niet snel genoeg kan gaan. Ten tweede omdat we hier juist een hoop van die jobstijdingen overboord hadden gegooid. Zelfs het Vaticaan heeft vrij recent een aantal onverkwikkelijke zaken als het voorgeborchte en de hel als goddelijke straf afgeschaft. Wat bezielt ons, met I-pad en Nintendo dwepende wereldburgers, om ineens weer geloof te hechten aan de kalender van een maisvererend oerwoudvolk? Is het omdat de bron onverdacht is? Of is het omdat we ongeneeslijk bijgelovig zijn?
Afijn, zoals we hier bij elkaar zitten, ik schrijvend en u lezend, zullen we dus naar alle waarschijnlijkheid het einde van de wereld niet gaan meemaken. Dat wil zeggen, natuurlijk zal de wereld wel aan haar einde komen, op een onordelijke en nog nader te bepalen dag in de toekomst, maar wij zullen er niet bij zijn. Om de eenvoudige reden dat ons eigen einde al lang daarvoor gepland is.
Is het niet vreemd dat de meesten onder ons dát dan weer een geruststellende gedachte vinden?

dinsdag 8 mei 2012

Kaalplukken



Omdat de intercity naar Utrecht stampvol zit is een deel van de passagiers maar naar de eersteklascoupé verhuisd. Daar heerst een merkwaardige stilte, alsof men er collectief last heeft van een slecht geweten, of gewoon om niet de aandacht te trekken van de conducteur. Uitzondering op die stilte is een jongen van omstreeks twintig jaar die op luide toon door middel van zijn mobiele telefoon een gesprek voert met zijn moeder. Het gesprek gaat over een rechtszaak. Die tussen zijn ouders, zo wordt ons al snel duidelijk. De jongen heeft het opgewekt over het ‘kaalplukken’ van zijn vader. Zijn vader die verantwoordelijk was voor het feit dat hij, de jongen, nooit heeft kunnen studeren. En nee, hij had nooit de ambitie om te gaan studeren, maar dat doet er niets toe. Het had zomaar gekund dat hij wilde studeren. En, zo gaat hij verder, het zal een argument zijn in de rechtszaal. Om de rechter te bewegen hem he-le-maal kaal te plukken, die vader.
Op de gezichten van de toehorende aanwezigen in de coupé is ondertussen een groeiende sympathie waar te nemen voor die onbekende, verre vader. Over de gêne van het onvrijwillig moeten toehoren bij zulke gesprekken dienen we ons zo snel mogelijk heen te zetten: in Nederland groeit een generatie jongeren op die geen enkele schroom meer kent en die in winkels, op volle terrasjes en in drukbezochte treinwagons een miniproductie neerzet van Big Brother.
Ik verdiep me in het voorbijschietende landschap. Om redenen die me niet helemaal duidelijk zijn moet ik denken aan een film die ik pas zag, The edge. Daarin stort het privévliegtuig van multimiljonair Charles en zijn twee metgezellen neer in de wildernis van Alaska. Ze worden dagenlang gevolgd door een hongerige grizzlybeer, die een van Charles’ metgezellen doodt. Als na een uitputtende confrontatie multimiljonair Charles en de ander erin slagen de beer te doden volgt deze dialoog:
'Je bent gegroeid,' zegt de metgezel tegen Charles. 'Een paar maanden geleden zou je je advocaat waarschijnlijk op de beer hebben losgelaten.'
'Nee,' zegt Charles dan, 'dat zou ik een dier nooit aandoen.' 

donderdag 3 mei 2012

Darmvlokken



Ik zit in de bank voor het raam te lezen. Een postbode (vroeger had je dé postbode, er was maar één postbode en één postbedrijf, tegenwoordig wordt er wel vijf keer per dag een brief of een pakje bezorgd, steeds door weer een andere bezorger) frommelt een envelop in de brievenbus, steekt dan dwars door mijn tuinaanplant naar de buren. Als hij mij achter het raam ziet buigt hij het hoofd en stoot een zeehondachtig geluid uit.
Vlak daarna gaat de bel. Aan de deur staan twee christenkinderen van evangeliegemeente De Deur. Ze komen verslag doen van hun relatie met Hem. Ik heb een zwak voor gelovige mensen, maar dat is geloof ik vooral omdat ik niet van vandalen houd. Ook heb ik ontzag voor iedere diepe, welgemeende religiositeit, mits die nog wat ruimte overlaat voor de twijfel, maar deze twee jongeren sterken me vooral in het idee dat je, om een volgeling van Christus te zijn, niet moet worden gehinderd door al te veel gedachten. Zo hou je de twijfel vanzelf buiten.
Ze vertellen me op zelfverzekerde toon dat er twee werelden zijn, een goede en een slechte. Naar hun zeggen zijn zijzelf voorgoed ontsnapt aan die andere, slechte wereld.
Nu ken ik die wereld. Ik kom er wel ‘ns. Vol lelijke kunst, slaapverwekkende nieuwbouwwijken waarin geen sprankje groen is te bekennen, en bevolkt door fantasieloze mensen die alleen onthouden wat ze is voorgezegd. Deze twee jongeren lijken me dan ook moeiteloos overgeheveld van die andere wereld naar deze.
Ze drukken me een gekopieerd papiertje in de hand waarin onder meer sprake is van de homoseksuele zonde. Zonder dat ik er om vraag begint het christenmeisje me meteen uit te leggen hoe ik dat moet opvatten, dat van die zonde. Een betoog waar ik verder niks van begrijp dan dat Hij wel van homofielen houdt maar hun daad afkeurt. Het schijnt zo in de bijbel te staan. Vanwege de spijsvertering en de voedselopname via de darmvlokken rust er niet gods zegen op.
Zo zeiden ze dat, die twee christenjongeren van evangeliegemeente De Deur.