maandag 24 juni 2019

Poëzie versus polemiek


Wat ik de vorige keer op deze plek over Arnon Grunberg schreef, ik zeg het maar voor de geestelijke gezondheid van de lezer, was niets dan vorm, polemische leegloperij. Wat weet ik helemaal van Arnon Grunberg? Ik nam een piepklein beetje antipathie en bouwde er een kop van Jut mee. Wie dat leuk vindt houdt geloof ik van publieke terechtstellingen, van rotte eieren gooien naar het schavot, van onthoofdingen op marktpleinen en de geur van bloed. Ik maakte Grunberg, iemand die ik volstrekt niet ken, uit voor impotent, beroepsmasturbeerder, leugenaar, moerskindje. Het ontbrak er nog maar aan dat ik hem een jood noemde. 
De reacties - meest van vrouwen - waren niet van de lucht en te voorspellen. Het was het soort bijval waar ik al bij voorbaat enigszins voor beducht was, want bijval is het lot van polemiek, van herrie, van onwellevendheid. Die bestanddelen lijken wel vaker de sleutel tot (schrijvers)succes te vormen. Vervelend genoeg, want ik heb weinig aanleg voor herrie en onwellevendheid, en slechts een beetje voor polemiek. 
Je zou de polemiek een bijprodukt van de literatuur kunnen noemen, zij het dat nogal wat polemieken nauwelijks het niveau overstijgen van de ingezonden krantenbrief. Het is een en al verenopzetterij, pompeuze burgermansdrift en opgeblazenheid. Het is dan ook bij uitstek een mannengenre, met Komrij als onbetwiste koning. Komrij verschafte het genre bestaansrecht door er humor en ironie aan toe te voegen. Zonder die ingrediënten is de polemiek niet veel meer dan het verbeten gehakketak van een clubje door verontwaardiging en testosteron gedreven mannetjesputters. Het resultaat van al dat testosteron is miniem, te vergelijken met het opborrelen van wat gas ergens ver weg in de permafrostlaag van Oost-Siberië. Als je al dat gasvormige testosteron bij elkaar zou voegen krijg je een bel methaan ter grootte van Jupiter of Saturnus. En net als het methaan op die verre gasreuzen is het grotendeels verspilde energie waar nooit een kachel of fornuis hier op aarde harder van zal branden. 

Afgelopen zaterdag was ik in de Geertekerk in Utrecht waar een poëziegebeurtenis plaatsvond. Poëzie, zou je kunnen zeggen, is de absolute tegenhanger van polemiek. Het was dan ook een genoeglijke middag, geen spoor van twist of dispuut. Niets dan vriendelijke, welwillende gezichten, aangenaam klinkende woorden, en ook nog prettige muziek erbij. Het leek verdomd wel een beetje op vrede.

August Tholen

zaterdag 15 juni 2019

Seksrabbijn


Het was geen makkelijke week voor Arnon Grunberg. Hij was het onderwerp van veel hoon en boegeroep, tot zelfs in zijn eigen Volkskrant aan toe waar collega-columniste Loes Reijmer hem een feministisch knietje toediende. De reden? Grunberg had zijn relatie verbroken met VPRO-researcher Roos van Ees. Vlak voor de twee samen naar de Verenigde Staten zouden vertrekken om daar een documentaire te maken over liefde, relatie en seks bekende Grunberg verliefd te zijn geworden op een ander. Vlak daarna bleek Roos zwanger te zijn. Het krijgen van een kind was iets waarover ze beiden gefantaseerd hadden, maar omdat Grunberg zwangerschap lastig te combineren vond met zijn nieuwbakken affaire drong hij nu aan op een abortus. In de Belgische krant De Standaard was vervolgens in detail te lezen hoe de twee alsnog samen op reis gingen en hoe Van Ees een miskraam kreeg onder de douche.
Afijn, allemaal van een weinig verheffend niveau. Nu weet ik ook wel dat de mensen uitgerekend dingen van weinig verheffend niveau naar binnen slurpen als warme soep, maar voor iemand als ik, die de roddels altijd oversla, bevat zo'n bericht veel om me over te verbazen. 
Allereerst moet ik van de verbazing bekomen dat Arnon Grunberg in staat is geweest een vrouw zwanger te maken. Ik heb Grunberg altijd een van gods minder appetijtelijke scheppingen gevonden, met dat kinloze voorkomen, die licht tranende blik van een aan botulisme lijdend zeehondje, die akelig bleke, deegachtige onderarmen en dat aura van nerdiness dat je vooral bij beroepsmasturbeerders aantreft. Het verbaasde me dan ook uit de documentaire Arnon Grunberg, heb je nog steeds vrienden? te vernemen dat hij wel degelijk relaties had, zoals die met een piepjonge paardrijdende padvindster. 
Nu doet bewondering vreemde dingen met mensen, maar toch, het leek me iets zeggen over de wonderlijk vergevingsgezinde (of opportunistische) natuur van vrouwen dat ze iemand als Arnon Grunberg bovenop zich konden verdragen. Vanaf de eerste keren dat ik hem op televisie zag, ergens in de vroege jaren '90, leek hij me zo'n ziekelijk moederskindje waar niemand mee wil spelen, laat staan seks mee wil hebben. Dat uitgerekend hij over de geslachtsdaad mag schrijven in de Volkskrant leek me een hogere vorm van pesterij; zoiets als een manke gnoe in het leeuwenverblijf loslaten of Andries Knevel Spuiten en slikken laten presenteren. Onnodig te zeggen dat ik de rubriek steevast oversloeg. Ik kon het pueriel gebabbel over cunnilungus en onenightstands niet verdragen bij mijn ochtendboterham, ook al niet omdat Grunberg alles uit zijn duim lijkt te zuigen. Het is altijd mijn indruk geweest, bij het merendeel van zijn schrijfsels, dat Grunberg voor zichzelf een parallele literaire werkelijkheid heeft gecreëerd omdat hij zich in de bestaande werkelijkheid geen raad weet. Hij leek me zo'n papieren eunuch, een parmantige perkamentkever die niet weet hoe te leven, behalve tussen boeken- en krantenpapier. 
Kan het me verder iets schelen dat Grunberg vrouwen gebruikt en ze daarna als oud vuil aan de kant schuift? Nee, dat kan me niets schelen. Waarom moet me dat uitgerekend van Grunberg iets kunnen schelen? Mensen zijn opportunisten, en wie zegt me dat die vrouwen Grunberg niet even hard gebruiken? Of moet ik werkelijk geloven dat vrouwen, die doorgaans toch bekend staan om hun gezonde intuïtie in dit soort zaken, in dit kinloos, aan botulisme lijdend moederskindje een waardige bedpartner en betrouwbare vader van hun kinderen zien? In die documentaire Arnon Grunberg, heb je nog steeds vrienden? zegt hij trouwens letterlijk: 'Relaties komen bij mij niet op de eerste plaats, en zelfs niet op de tweede, want daar staat mijn moeder al.' 
Dames, u bent gewaarschuwd.

August Tholen

vrijdag 7 juni 2019

Rare vogels, die jongens



In een tuincentrum vlakbij wordt een vogeltentoonstelling gehouden. Er is koffie, een catalogus en de onvermijdelijke expositie van amateurschilderkunst. Het publiek bestaat voor het merendeel uit morsige mannen in verkreukelde leren jassen, ongecoiffeerd en met een smeulende peuk tussen de vingertoppen geklemd. Bij deze wat vreemd uitgedoste mannen horen vreemd uitgedoste vogeltjes. De tentoongestelde vogels zijn bijna allemaal gedesignd: ze zijn uitgerekt of juist bolvormig, ze hebben abnormaal grote of absurd kleine poten, platte of uitstaande veren. Er zijn erbij met een hoog opgerichte kuif, anderen met een monnikachtige tonsuur. Maar de kroon spannen ongetwijfeld de postuurkanaries. Neem de Parijse Frisé, een kanarie die eruit ziet alsof hij met geweld door een stofzuiger is opgeslokt en er aan de achterkant met hetzelfde geweld weer is uitgeblazen. Zijn veren draagt hij als een kleurige wervelwind om het lichaam. 
Of de Padovan Frisé, een vogeltje met een verenpak dat doet denken aan een felgeel huishouddoekje waarmee iemand de machinekamer van een rijnaak heeft schoongemaakt, het vervolgens op 90 graden gewassen en daarna met een heteluchtpistool heeft proberen te drogen. 
Sommige vogels kregen een prijs of speciale vermelding. Die hebben zich extra onderscheiden door kleur of vorm, maar op een manier die voor een niet-ingewijde verborgen blijft. Ik ben zo'n niet-ingewijde, en ik kijk dan ook mijn ogen uit. Een vogel is voor mij eerst en vooral een wonder van functionaliteit en efficiency, maar het idee dat een vogel veren heeft om zichzelf warm te houden, poten om op rond te hippen en een bek om mee te eten is hier volledig losgelaten. Functionaliteit is hier ondergeschikt gemaakt aan veel dwingender opvattingen over kleur en vorm en dimensie. Binnen die opvatting is een vogel een doos kleurige legostenen waarmee je naar believen steeds weer nieuwe combinaties bouwt. Dus kom je hier alle variaties tegen die je ook ziet bij andere huisdierrassen: reusachtig groot, pietepeuterig klein, idioot kort en plomp, lachwekkend langgerekt, etcetera. De variaties zijn eindeloos, want de verwondering van de legodierenbouwer is snel uitgedoofd en dan moet er weer iets nieuws aan de schepping of prijzenkast toegevoegd worden. Als je hetzelfde legoprincipe op mensen zou toepassen zou je vermoedelijk een aboriginal met albinisme aan een roodharige Kelt met reuzengroei koppelen, waarna je een soort Eftelingwezen overhoudt. Is dat wat de kweker van postuurkanaries bezielt, de Anton Pieckachtige behoefte om steeds weer nieuwe sprookjeswezens te scheppen? Goed, het is dan wel geen draak of vliegende toverkol, zo'n heteluchtkanarie, maar het komt in de buurt. 
De kweker van postuur- of designvogels zal tegen deze kritiek inbrengen dat de natuur zelf ook 'designd'. Dat is ook zo, de natuur schept schier eindeloze variaties. Het verschil is alleen dat het de natuur daarbij dodelijke ernst is. De natuur ontwerpt niet uit prestatiedrang en ook niet omdat ze zich verveelt of om er prijzen mee te winnen. Wat ze schept moet levensvatbaar zijn, terwijl de meesten van deze designvogels zo fragiel zijn dat ze alleen onder heel speciale condities gehouden kunnen worden. Veel postuurkanaries zijn bijvoorbeeld zo doorgefokt dat ze zichzelf niet meer warm kunnen houden, en je moet er niet aan denken wat al dat uitrekken, krimpen en omvormen doet met inwendige organen of andere lichaamsfuncties.
Valt het kweken van postuurvogels daarmee onder dierenmishandeling?
Aan de liefde van deze kwekers voor hun vogels hoeft denk ik niet getwijfeld te worden. Mensen houden tenslotte ook van hun doorgefokte hangoorkonijntje, hun naar adem happende Pekinees, hun aan nierstenen lijdende Siamees, hun van de heupdysplasie kromhangende fikkie. 
Toch sta ik even later met gemengde gevoelens weer buiten. 
Er vliegt een troepje pimpelmezen over. Het geel en blauw van hun veren schittert in de zon als ze achter de boomtoppen verdwijnen. 
Ligt het aan mij of hoor ik ze luidkeels schaterlachen?

August Tholen