maandag 25 maart 2019

Waarom het dom is om van de natuur te houden (en waarom u tóch groen moet stemmen)


Ik hou van de natuur en ik respecteer de meeste besluiten die ze voor mij neemt aangaande leven en dood, over de retrogade beweging van de planeten en de beste temperatuur waaronder spermatozoïden zich kunnen ontwikkelen. Maar ik ben er ook van doordrongen dat de natuur antidemocratisch en behoudzuchtig is, een aartsconservatief die veranderingen alleen onder extreem hoge druk invoert. Als de natuur een politieke partij zou beginnen zou die hoogstwaarschijnlijk vóór het roofkapitalisme zijn en tegen anticonceptie, vóór het vrije wapenbezit en tegen iedere vorm van overheidsbemoeienis. Als de natuur stemrecht had zou ze eerder op de VVD of SGP stemmen dan op Groen Links. 

Waarom, zo kan ik me afvragen, zou ik dan op een groene partij stemmen? Is het omdat ik zo van vogeltjes en insekten houd, omdat ik die schattige panda's en die arme ijsberen een warm hart toedraag of omdat die gekapte oerbossen en vervuilde oceanen mij een doorn in het oog zijn? Zeker, het gebrek aan respect voor andere levende wezens en de manier waarop wij de natuur naar de ratsmodee helpen jaagt me de tranen naar de ogen, maar ondanks alle berichten die het tegendeel lijken aan te tonen geloof ik helemaal niet dat wij mensen 'de natuur' in gevaar kunnen brengen, niet de natuur zoals ik die opvat en begrijp.

Bij natuur denken we allemaal aan iets anders. De een denkt aan de geranium op zijn balkonnetje, de ander aan de ingewikkelde machinerie die ons lichaam uitmaakt of het stadspark om de hoek. Sommigen denken aan de Veluwe, de Wadden of de Grand Canyon. Er zijn er ook die het nog ruimer zien en de hele aarde als één natuurlijk ecosysteem beschouwen, de Gaia-hypothese is een wetenschappelijk voorbeeld van zo'n ruime blik. Maar hoe ruim of hoe beperkt je blik ook is, de natuur is altijd meer dan je denkt. De natuur: dat is alles. Letterlijk: alles. Het is het enige systeem dat we kennen en het omvat de hele kosmos en al haar principes. Natuurlijk staat het een ieder vrij om onder natuur niet meer dan de geranium op zijn balkonnetje te verstaan of alleen het piepkleine ecosysteem hier op aarde dat ons mensen in leven houdt. Ook dan geldt dat we dat systeem hoogstens tijdelijk wat kunnen ontregelen. Zeker, we kunnen alle bossen kappen, alle bestaande leven op aarde uitroeien, de continenten in brand steken. We zijn daartoe in staat. Maar ook dat zal niet het einde van de wereld zijn. Geef de natuur een paar duizend of, vooruit, hónderdduizend jaar, en ze zal rustig haar loop hernemen. Ze zal weer nieuwe plannen maken, andere wegen inslaan, nieuwe soorten bedenken. Het enig verschil zal zijn dat wij daar geen deel meer van uitmaken. Het zal het einde van homo sapiens betekenen. Wij mogen dan graag denken dat we een uitverkoren soort zijn, voorbestemd om de aarde te beërven of de eeuwigheid te verwerven, maar de natuur kan het geen ene bliksem schelen of de dino 'heerst' of de mens of de noordse kakkerlak. Niets is voor eeuwig, behalve de menselijke zelfgenoegzaamheid.

In 1976 publiceerde de Britse bioloog Richard Dawkins het boek The Selfish Gene (De zelfzuchtige genen). Daarin concludeert hij dat het bij de evolutie gaat om het welzijn van het individu, en niet, zoals daarvoor wel werd aangenomen, om het welzijn van de soort. Een gen is bijvoorbeeld alleen succesvol als het zijn 'visie' op het genmateriaal weet door te drukken ten koste van zijn concurrenten in de populatie. Vertaalt naar de politiek zou je kunnen zeggen dat mensen nooit altruïstisch zullen stemmen maar altijd uit eigenbelang. Wie de politieke geo-problemen van vandaag de dag echter ook maar een beetje rationeel benadert begrijpt dat we er beter aan doen om groen te stemmen. Niet om de natuur te behoeden, maar onszelf. Niet om panda's te redden of ijsberen, maar omdat het welzijn van planten en dieren direct gekoppeld is aan ons eigen welzijn. 

Natuurlijk stemt niet iedereen groen uit puur lijfsbehoud. Er zijn ook mensen die oprecht geloven dat die vlinders en vogels en ijsberen precies even veel recht van bestaan hebben als wij. Maar of we ons bij onze politieke keuzes nu laten leiden door respect voor het leven of door onze zelfzuchtige genen, hier geldt in hoge mate: wie eigenbelang laat prevaleren boven algemeen belang heeft zijn eigen belang niet goed begrepen.

August Tholen

dinsdag 19 maart 2019

De geur van roofvogel


In Mijn roofvogels, de weergaloze roofvogelstudie van ornitholoog Rob Bijlsma (de enige ornitholoog in ons land die er ook als een ornitholoog uitziet) vertelt Bijlsma hoe hij ooit een wespendief met de hand wist te vangen. Het dier zat met de kop voorover in een wespennest waar hij raten aan het opgraven was. Rob trok een sprintje en hop, had hem te pakken. Hij had weinig wetenschappelijks voor ogen met die actie, maar hij was een jonge onderzoeker en wilde dolgraag eens een wespendief vasthouden. Het beest deelde klappen uit met zijn vleugels maar 'de klauwen hadden maar een geringe knijpkracht', stelt Bijlsma vast. Hij beschrijft het feloranje oog ('vast een mannetje'), de uitgezette kopveren, en eindigt dan met dit zinnetje: 'En natuurlijk even de neus in de rugveren om te ruiken.' 

Daar moest ik om glimlachen. Het deed me denken aan een buizerd die ik ooit ving. Of ving; de vogel wás al gevangen, door het prikkeldraad waar hij in vast zat met zijn vleugel. Het was hartje winter en er lag sneeuw. Ik vouwde een zakdoek over de kop van de buizerd en begon hem geduldig met mijn zakmes los te maken, enigszins beducht voor de loshangende klauwen. Tijdens het losmaken moest ik geregeld mijn handen warmblazen. De buizerd zat met de grote vliegpees in de stugge, stekelige draad vast. Hem daaruit loswerken bleek nogal een precisiewerkje, maar al die tijd bleef de vogel in katatonische rust. Toen hij eindelijk los was deed ik precies wat Bijlsma ook deed met zijn wespendief; voor ik de buizerd als een bewegingloos pakketje in de sneeuw legde en de zakdoek van zijn hoofd trok drukte ik mijn neus in zijn rugveren om te ruiken. Die geur van roofvogel is onvergetelijk. 

August Tholen