woensdag 20 juni 2012

Een holenmens in een kek overhemd


Het verschil tussen een boek dat door het gilde der critici omarmd wordt en een boek dat het publiek in haar hart sluit is onoverbrugbaar groot. Net als bij de posterijen komt dat verschil tot stand door de ratio gewicht – volume. Eenvoudiger gezegd: de criticus weegt wat hij leest af tegen het oeuvre van Proust en Kafka, de doorsnee-lezer weegt wat hij leest af tegen het Stadsblad en het Troskompas. Wie er gelukkiger is mag u uitmaken.
Sommige boeken verdiepen de kloof tussen beroeps- en plezierlezer nog extra. Een goed voorbeeld van zo’n boek is Komt een vrouw bij de dokter. Nooit eerder werden er zoveel exemplaren van een Nederlandstalige debuutroman in Nederland verkocht, nooit eerder waren de recensenten zo eensgezind in hun vonnis: weg ermee! Hoofdpersoon Stijn (een gemankeerd zelfportret van de Tilburgse Raymond van de Klundert) is het soort man dat ik daadwerkelijk gekend heb: ondernemende provincialen die met nauwelijks meer dan een lagere schooldiploma en een overdosis branie naar de grote stad trekken om het daar te maken in de reklame, de media of een andere vorm van windhandel. Om de een of andere reden doen ze het goed daar in de grachtengordel, misschien vanwege hun exotische tongval of omdat hun buitenrandstedelijke flux de bouche vertrouwen inboezemt. Ze passen zich naadloos aan aan het leven in de grote stad, als kleurige tropische vogels, en slagen erin de plaatselijke vogelstand te verdringen door die brutaalweg te overschreeuwen. Zo ook Stijn. Hij is daarbij het soort man dat je in het dagelijkse leven maar al te graag uit de weg gaat. Het leven dat hij leidt, de toon die hij hanteert, zijn interesses en desinteresses zijn die van een hork, een ongelikte, seksistische beer. Wanneer hij zijn manier van leven beschrijft (Ajax – patserige auto – alles neuken wat los en vast zit) en zijn kijk op het leven ontvouwt (geld – tieten – voetbal) valt het om de drommel niet mee om hem aardig te vinden. Tot de kanker in zicht komt. Die doet niet alleen wonderen voor Stijns karakter – dat een geloofwaardige catharsis ondergaat – maar ook voor het verhaal waarin het tot dan toe eveneens aan een dwingende structuur ontbrak. De ziekte van Stijns vrouw Carmen (die aan een ongeneeslijke vorm van borstkanker lijdt) maakt dat het verhaal op een wonderlijke wijze ineens gaat kloppen. Je betrapt je op het merkwaardige fenomeen dat je voor de kanker bent. Vanwege die zelfgenoegzame, egocentrische, hedonistische Stijn die voortdurend wil feesten, zuipen, neuken. Stijn bekeert zich op het eind van het boek (en krijgt zowaar spirituele trekjes), al blijft hij een hedonist pur sang: ook Carmens dood moet op een feestje uitlopen, zij het een met dodelijke afloop. De ontroering over hun laatste samenzijn mag dan voor de hand liggen, ze is wel authentiek en dwingt respect af over Stijns karakterologische ommezwaai.
Ommezwaai of niet: Stijns gelijk is het gelijk van de hedonist. Hij is een holenmens in een kek overhemd, een vrouwenverslindende hork. Daarin ligt het relatieve belang van dit boek én ook mijn bezwaar tegen de overwegend zure literaire recensies erover. Want wie zegt dat vrouwenverslindende horken geen boeken mogen schrijven? Komt een vrouw bij de dokter mag dan geen highbrow-literatuur zijn: Kluun is de Marcel Proust van de holbewoners. 

dinsdag 12 juni 2012

De dood en het meisje




Sommige mensen gaan niet thuis dood, omringd door dierbaren en geliefden. Ze sterven in volstrekte eenzaamheid, soms ver weg van huis. Ze worden uit een donkere gracht opgevist, spoelen aan op een strand of worden dood in een steeg aangetroffen. Omdat niemand iets van ze weet krijgen ze een begrafenis van overheidswege. In Nederland is het een ambtenaar die dan zorgt voor een laatste groet aan het graf. Op de begraafplaatsen zijn ze de Nomen Nescio, 'naam onbekend', en liggen ze in een speciaal vak voor de anonieme doden. De politie en het Nederlands Forensisch instituut blijven proberen om hun identiteit te achterhalen. Met behulp van de laatste onderzoekstechnieken lukt het tegenwoordig soms nog na jaren om een radeloze familie uitsluitsel te geven over een dierbare overledene, maar een groot aantal zaken blijft onopgelost. Cold cases noemt de politie die zaken.
Ik vertel u over deze onfortuinlijke doden omdat ik het wil hebben over het schilderij Het meisje met de parel van Johannes Vermeer. Het doek, zo werd net bekend, is voorlopig niet meer te zien in Den Haag want de eigenaar, het Mauritshuis, gaat verbouwen. Tijdens de verbouwing wordt het parelmeisje uitgeleend aan buitenlandse topmusea. In Amerika zal ze daarbij worden onderworpen aan de laatste onderzoeks- en herkenningstechnieken om de werkelijke identiteit  van het meisje te achterhalen. De kunstgeschiedenis kent namelijk ook cold cases. Uitputtend onderzoek is er gewijd aan de vraag wie de echte Mona Lisa was, wie er poseerden voor de schutters op de Nachtwacht en dus ook wie voor Het meisje met de parel model stond.
Het lijkt logisch, grondig werk zelfs, om dergelijke vragen beantwoord te willen zien.  Toch kun je je afvragen welk doel ermee wordt gediend en welke nieuwsgierigheid we eigenlijk bevredigen wanneer we van kunst politieonderzoek gaan maken. Mij lijkt dat naar het originele meisje niet hoeft te worden gezocht om de simpele reden... dat ze niet wordt vermist. Voor mij – en de meesten met mij– is Het meisje met de parel het schilderij van het meisje. Waarom dat meisje als cold case behandelen? Er zijn geen familieleden meer die om haar rouwen, in tegenstelling tot de anonieme doden van vak Nomen Nescio van de begraafplaats. Er zijn geen dierbaren meer in leven die nog een traan om het model van Het meisje met de parel gaan laten, terwijl de geschilderde versie miljoenen mensen tot tranen toe ontroert. 
De kunstpolitie kan zich wat mij betreft dus dat onderzoek besparen want het meisje, zoals afgebeeld op het schilderij, is inmiddels duizendvoudig het origineel ontstegen. Ze is geen Nomen Nescio, ze is een goede bekende. Haar identiteit hoeft niet meer vast te worden gesteld want we kennen haar als geen ander. Een kunstenaar deed voor haar wat geen forensisch instituut vermag: hij redde haar van de dood zelf, en de eeuwige anonimiteit die er het gevolg van is. Hij gaf haar de bekendheid waarvan zovelen onder ons dromen, een die tot voorbij het graf reikt. Want hoe geliefd wij bij leven ook zijn: ons wacht uiteindelijk allemaal de anonimiteit van de eeuwigheid. Zo niet Het meisje met de parel. Zij kreeg van de schilder Johannes Vermeer uit Delft de eeuwige bekendheid toebedeeld.

woensdag 6 juni 2012

Verschil van mening




Een paar keer al ben ik er fijntjes op gewezen dat het deze site aan de mogelijkheid ontbreekt om te kunnen reageren. Dan wijs ik er al even fijntjes op dat er toch een e-mailadres boven staat. Maar dat bedoelen die lezers niet. Ze bedoelen dat het niet mogelijk is om tot een gedachtewisseling te komen met andere lezers, dat men niet van elkaars meningen kennis kan nemen. 
Het zet me aan het denken over of ik deze blog niet juist begonnen ben om die meningen te ontlopen. Want eerlijk gezegd beschouw ik het hebben van meningen – ook die van mezelf – eerder als een onhebbelijkheid dan wat anders, al is dat óók een mening natuurlijk. Het is mijn indruk (een beleefde frase om niet te hoeven zeggen dat ik een mening heb) dat meningen maar heel zelden gebruikt worden om tot een beschaafde gedachtewisseling te komen. De meest bloedige geschillen komen voort uit het feit dat mensen hun mening voor geen goud willen inwisselen voor een andere.
Niet lang geleden maakte ik een mevrouw mee, nota bene tijdens een filosofische avond, die in alle ernst verklaarde nog nooit op andere gedachten te zijn gebracht door de mening van een ander. Al snel bleek dan ook dat ze nauwelijks geïnteresseerd was in de mening van anderen, ze vond dan vooral dat haar het woord ontnomen werd. Aan het eind van de avond verzuchtte ze dat filosofie toch misschien 'niet haar ding was'.

Eén ding is zeker: meningen worden sterk overschat. Ze zijn maar al te vaak het gevolg van al of niet opzettelijke kortzichtigheid, borstklopperij, slecht geïnformeerd zijn, luisterblindheid, halsstarrigheid, of een combinatie van al die dingen. En er zijn er gewoon teveel van. Overal waar je komt, vliegen de meningen je om de oren. Op televisie, op internetfora, op feestjes en recepties; er is geen ontkomen aan. Vooral mannen lijken niet zonder te kunnen. Meningen zijn voor een man wat een Gucci-handtas of Louis Vuitton-truitje is voor een vrouw: een uitbreiding van de identiteit, een karakter-accessoire. Daarom worden meningen –hoewel de meeste volstrekt inwisselbaar zijn – te vuur en te zwaard verdedigd, als een uniek persoonlijk bezit en wordt eraan vastgehouden alsof het leven ervan afhangt.
Maar goed, ook ik verkondig hier wel eens mening. Die mening is natuurlijk geen snars meer waard dan die van een ander. Ik zeg het alleen leuker, hier. Daarbij ben ik zo iemand die er op feestjes en recepties veelal het zwijgen toe doet.
Dan is het úw beurt om te spreken.