maandag 19 november 2012

Tante nonneke



De katholieke kerk maakt zware tijden door. De berichten over misbruik zijn veelvuldig en bijna wekelijks komen er nieuwe verhalen bij. De kerk bleek haar adagium ‘Wie zijn kinderen liefheeft kastijdt ze’ nog veel serieuzer te hebben genomen dan menigeen al vermoedde.
Hoeveel reputatieschade kan de kerk eigenlijk aan? Een van de reacties op de vloed aan onthullingen is die van mensen, niet per se gelovigen, die het beeld van een door en door verdorven kerk proberen te nuanceren. Ze doen dat door te wijzen op de moedige, zelfopofferende geestelijken die al of niet in stilte goede werken verrichtten, zoals paters die onder moeilijke omstandigheden lepra, honger of analfabetisme bestreden.
De vraag blijft of tien goede werken opwegen tegen één slecht, maar de nuancering gaat bovendien voorbij aan de hoofdzaak. Die is dat de kerk als instituut zozeer verweven is - en altijd is geweest - met macht dat er automatisch machtsmisbruik uit moest voortvloeien. Iets van die macht brokkelt nu af en dat lijkt me een goede zaak.
De macht van de kerk is voelbaar geweest in mijn familie. Diverse vaalbruine foto’s in het familiealbum laten verwanten zien in kloosterdracht, zoals de foto – de enige - van mijn tante nonneke. Tante nonneke was een tante van mijn moeder, mijn oudtante dus. Vanaf haar vroege jeugd had ze in een klooster gezeten en ze was legendarisch om haar bescheidenheid en zachte inborst. Er hing een waas van engelachtigheid om haar heen. We bezochten haar soms in het klooster in Breda, waar ze zuster Clara heette. Die naam stond op een groot bord in de ontvangsthal van het klooster. Haar echte naam heb ik nooit te horen gekregen. Mijn moeder sprak haar kloosternaam met onverholen ergernis uit maar tante zelf was fier op haar naamsverandering. Ze mocht ons ontvangen in een speciale familiekamer waar op fluistertoon diende te worden gesproken en waar een zuinig kopje koffie geschonken werd. De spreektijd was gering, de sfeer - het moet gezegd - die van een gevangenisbezoek.
Bij heel bijzondere gelegenheden mocht ze wel eens mee naar buiten genomen worden. We namen haar dan in de auto mee om ergens wat te gaan drinken. Dat was een beetje alsof je een uitstapje maakte met ET aan boord. In de wereld buiten het klooster was zuster Clara volledig ontheemd, als een diepzeevis die vanuit de troggen van de oceaan in het volle zonlicht op het dek van een boot is getrokken. Níets begreep ze van de wereld buiten het klooster of wat er in gaande was. Met grote ogen van verwondering liet ze zich daar in rondleiden. Haar frêle, in kloosterkleren gestoken gestalte detoneerde hevig met de buitenwereld en ze hield niet op met uit te roepen dat ze beslist op tijd terug in het klooster moest zijn. Ze was als een klein verdwaald meisje.
Dat had iets ontroerends, tot ik begreep waarom dat was. Mijn oudtante praatte en gedroeg zich als een klein meisje omdat ze dat meisje wás. Het klooster had haar, door haar op veel te jonge leeftijd op te nemen en van de wereld af te sluiten, in haar ontwikkeling gestopt. Ze hadden haar fysieke ontwikkeling gestopt door haar lichaam onder vele lagen stof te verbergen, door dat lichaam te verbloemen en de belangrijkste functies ervan te ontkennen: het lichaam dat lucht en licht wil, dat aangeraakt wil worden, kinderen voortbrengen. En ze hadden haar mentale ontwikkeling gestopt door haar elk initiatief te ontnemen, door haar psyche te beroven van de intellectuele vrijheid die wij tegenwoordig zo hoogachten, onder andere door haar geestelijk voedsel te beperken tot het eenzijdig menu van de bijbelse doctrine, besloten in twee loodzware gangen van een oud en een nieuw testament, het boek dat ze dagelijks tot zich nam.
Hoezeer ik op mijn tante nonneke gesteld was en hoezeer ik ook haar engelachtigheid bewonderde: de puurheid van mijn tante was vooral het gevolg van paternalisme en ongezonde afzondering, van indoctrinatie en vrome ontkenning. Buiten de kloostermuren, in het echte leven, had ze haar onbevangenheid nooit in stand kunnen houden.
Om in te zien hoezeer de term machtsmisbruik hier op zijn plaats is hoeven we onszelf alleen maar voor te stellen dat wij, anno 2012, onze eigen kinderen op dezelfde wijze zouden afzonderen van de wereld, ze van hun vrijheid zouden beroven en ze indoctrineren met één zienswijze, één perspectief op de wereld. Niet voor niets zou de rechter in zo’n geval ingrijpen; het is een vorm van machtsmisbruik en kindermishandeling, nauwelijks minder wreed dan het seksuele misbruik.
Natuurlijk, wie het beeld wil bijstellen van een door en door geperverteerde kerk heeft de beschikking over talloze verhalen van moedige, zelfopofferende geestelijken die al of niet in stilte goed deden. Dat laat onverlet dat we ons moeten willen distantiëren van het instituut - zij het niet van de gelovigen. De macht die dat instituut zo lang kon uitoefenen ging gepaard met structureel machtsmisbruik. Daarvoor is het niet genoeg om te wijzen op al degenen die niet misbruikten. Het beeld van de kerk willen nuanceren of bagateliseren is een groot onrecht ten opzichte van mensen als mijn tante nonneke. En de velen die nog steeds door de kerk of soortgelijke instituties worden gekneveld, gehersenspoeld en structureel in hun ontwikkeling worden gesmoord. Of seksueel misbruikt.