Over goede boeken valt vaak weinig te zeggen, over
slechte des te meer.
Iets dergelijks lijkt te gelden voor goedheid en
slechtheid in het algemeen.
Over schoonheid of goedheid spreken of schrijven
we nauwelijks. Maar
zie eens hoe de slechtheid onze tongen en pennen
in beweging brengt!
Ik moet daaraan denken bij het lezen van Memoirs
of a foxhunting man
van Siegfried Sassoon (1886-1967). In dit eerste
deel van Sassoon’s trilogie
beschrijft hij vooral zijn jeugd- en adolescentiejaren,
zijn tijd als ‘country
gentleman.’ Het bevat veel onbekommerd
plattelandsgeluk dat pas later
zal uitmonden in de verschrikkingen van de eerste
Wereldoorlog. Het
literair en historisch belang van Sassoon, die
zichzelf voor zijn semi-auto-
biografische trilogie de naam George Sherston
aanmat, ligt daarin dat hij
als een van de ‘War poets’ de oorlog bekritiseerde
in woord en daad. Maar
in dit eerste deel is de oorlog nog ver weg.
Sassoon leeft in een paradijselijk
Engeland. Zijn leven verloopt onbekommerd.
Sassoons grootste zorgen
betreffen de op handen zijnde cricketwedstrijd of
het nieuw stel rijlaarzen
dat hij zich wil aanschaffen. Op sommige
bladzijden gaat hij er toe over
rechtstreeks het paradijs te beschrijven. Ik sluit
niet uit dat sommige mensen
zich uitgerekend aan die pagina’s storen, of zelfs
aan de hele beschrijving
van een gelukkige jeugd. Het probleem met het
paradijs is namelijk dat het
stil staat, dat het zich niet verroert. En al wat
zich niet verroert vermag, op
zijn beurt, óns niet of nauwelijks te beroeren. Al
onze pogingen, in de kunst
en daarbuiten, lijken weliswaar bedoeld om de weg
te wijzen naar een
gelukkiger wereld; maar wie geluk beschrijft wordt verweten onbelangrijke
dingen te zeggen. Zouden Sassoon’s Memoires niet zijn uitgemondt in de
verschrikkingen van de eerste wereldoorlog dan
zouden ze waarschijnlijk
als onbeduidend de geschiedenis in zijn gegaan. Ik
verzet me daar tegen.
Het is mogelijk dat al dit stilstaand geluk er
niet toe doet, maar wat dan wel?
Als alleen grote of kleine tegenslagen of grote en
kleine rampen er wél toe
doen, wat zijn wij dan voor een onfortuinlijke
soort?
Paradijselijk of niet, het is overigens niet mijn
favoriete Engeland dat
Sassoon hier beschrijft, met de verfoeilijke
klassenmaatschappij nog intact
en in volle gang. Mijn favoriete Engeland is het
Engeland in de nadagen van
haar koloniale glorie, op de rand van het al even
verfoeilijke modernisme,
maar met veel bewaard gebleven pathos en in de
lucht nog het rijke odeur
van alles wat ooit was.