dinsdag 8 mei 2012

Kaalplukken



Omdat de intercity naar Utrecht stampvol zit is een deel van de passagiers maar naar de eersteklascoupé verhuisd. Daar heerst een merkwaardige stilte, alsof men er collectief last heeft van een slecht geweten, of gewoon om niet de aandacht te trekken van de conducteur. Uitzondering op die stilte is een jongen van omstreeks twintig jaar die op luide toon door middel van zijn mobiele telefoon een gesprek voert met zijn moeder. Het gesprek gaat over een rechtszaak. Die tussen zijn ouders, zo wordt ons al snel duidelijk. De jongen heeft het opgewekt over het ‘kaalplukken’ van zijn vader. Zijn vader die verantwoordelijk was voor het feit dat hij, de jongen, nooit heeft kunnen studeren. En nee, hij had nooit de ambitie om te gaan studeren, maar dat doet er niets toe. Het had zomaar gekund dat hij wilde studeren. En, zo gaat hij verder, het zal een argument zijn in de rechtszaal. Om de rechter te bewegen hem he-le-maal kaal te plukken, die vader.
Op de gezichten van de toehorende aanwezigen in de coupé is ondertussen een groeiende sympathie waar te nemen voor die onbekende, verre vader. Over de gêne van het onvrijwillig moeten toehoren bij zulke gesprekken dienen we ons zo snel mogelijk heen te zetten: in Nederland groeit een generatie jongeren op die geen enkele schroom meer kent en die in winkels, op volle terrasjes en in drukbezochte treinwagons een miniproductie neerzet van Big Brother.
Ik verdiep me in het voorbijschietende landschap. Om redenen die me niet helemaal duidelijk zijn moet ik denken aan een film die ik pas zag, The edge. Daarin stort het privévliegtuig van multimiljonair Charles en zijn twee metgezellen neer in de wildernis van Alaska. Ze worden dagenlang gevolgd door een hongerige grizzlybeer, die een van Charles’ metgezellen doodt. Als na een uitputtende confrontatie multimiljonair Charles en de ander erin slagen de beer te doden volgt deze dialoog:
'Je bent gegroeid,' zegt de metgezel tegen Charles. 'Een paar maanden geleden zou je je advocaat waarschijnlijk op de beer hebben losgelaten.'
'Nee,' zegt Charles dan, 'dat zou ik een dier nooit aandoen.'