vrijdag 9 maart 2012

Drank en dood



Van de typisch  Nederlandse roman, als die bestaat, krijg ik claustrofobie. Zit je weer voor voor tweehonderd of meer bladzijden gevangen in het monotone interieur van een getourmenteerde, broeierige ziel.
Er hoort regen bij, Nederlandse regen, een poes, kastanjebomen, veel drank en het schoorvoeten van Magere Hein om het huis. Waarom nu kastanjebomen? Dat kan ik niet zeggen. En hoewel ik genoeg romans kan voorleggen die drank of dood of poes tot thema hebben zou het me moeilijk vallen meer dan een paar romans aan te wijzen waarin ál die zaken aan bod komen.
Dat bewijst mij nog niet dat de typisch  Nederlandse roman niet bestaat, alleen is er met die roman iets merkwaardigs aan de hand. Veel daarin is natuurlijk gewoon gelogen. Fictie heet dat dan. Proza haalt vanouds veel stof uit de leugen, maar het merkwaardige is nu dat in de typisch  Nederlandse roman gelogen wordt over drank en dood, want die schrijvers voelen zich best wel ‘ns gewoon lekker, lente-achtig, van hupfaldera. Toch willen ze ons het liefst doen geloven dat ze gedurig gevangen zitten tussen ongeneeslijke landerigheid en wereldwee. Dat ze gekweld worden door zichzelf, de herfstregen en de dood van hun poes. Welnu, van die typisch  Nederlandse roman krijg ik claustrofobie.
Maar de typisch  Nederlandse roman bestaat niet.