maandag 13 februari 2012

William Carlos Williams




De belangrijkste eigenschap die de mens van een hond of kat onderscheidt is de taal, beweren sommige filosofen. Als dat zo is lijkt de vraag gerechtvaardigd waarom de meeste mensen die taal dan zo honds behandelen.
Op de radio hoor ik een beroemde zangeres zeggen: ‘Van buiten lijk ik wel extravert, maar diep van binnen ben ik eigenlijk wel introvert.’
Ik kauw nog lang na op de betekenis van die woorden. Letterlijk genomen is het alsof hier gezegd wordt: van buiten lijk ik op een buitenkant maar diep van binnen ben ik díep van binnen.
Wat betekent het? Niks, het is lauwe wind die langs je oren strijkt. Okselgeruis, dat is het.
Over de poëzie van William Carlos Williams werd door iemand ooit opgemerkt dat de woorden die de dokter-dichter uit Rutherford gebruikt zelfs begrepen kunnen worden door een hond of een kat. Williams vond veel inspiratie in gemeenplaatsen en banaliteiten. De verbeelding, zo zei hij, kan zelfs een gemeenplaats of banaliteit doen oplichten.
Hij had veel vertrouwen in het dichterlijk verbeeldingsvermogen van honden en katten, zou je ook kunnen zeggen. Zijn gedichten schreef hij op de achterkant van recepten. Volgens sommigen zíjn zijn gedichten recepten. Vaak zijn het waarheid als een koe-achtige stellingen. Een krachtig argument voor het schrijven van zijn pretentieloze verzen geeft hij zelf in de vorm van een gedicht, misschien wel zijn mooiste:

De wereld vertoont geen symp-
tomen waarom dan zouden
wij willen genezen wat in

ons huist
er zijn geen problemen
een constructiefout in het glas

geeft nog geen recht over god
te spreken.

Zo komt het dat de gedichten van dokter William Carlos Williams van buiten misschien wel buitenkant lijken, maar diep van binnen zijn ze díep van binnen.