maandag 2 juli 2012

Over het zeker stellen van de soort



Ooit beweerde dagblad Trouw dat er in ons land 1 miljoen mensen zijn die aan een roman of dichtbundel werken. Of dat cijfer werkelijk klopt valt te betwijfelen maar hoe het ook zij; in schril contrast met al die vlijtige schrijvers en dichters staat het aantal mensen dat poëzie leest. Daar kun je moedeloos van worden – zeker als publicerend dichter – óf je er bij neer leggen. Dat laatste verdient meestal de voorkeur wanneer we met natuurkrachten van doen hebben. Want blijkbaar heeft de natuur het zo bepaald dat wij liever gelezen willen worden dan dat we zelf lezen. Een evolutiebioloog zou zeggen dat het voor het zeker stellen van de soort van meer belang is dat er naar je geluisterd wordt dan dat je zélf luistert. 
Vandaag lees ik in hetzelfde Trouw dat er in de Amersfoortse dierentuin een vier maanden oud pantertje is doodgebeten door zijn moeder. Nu gebeurt het wel vaker dat dieren hun jongen doodbijten. Bijvoorbeeld wanneer de ouder het jong niet als zodanig accepteert, of omdat het jong afwijkend gedrag vertoont. Zo werd een tijdje terug in dezelfde Amersfoortse dierentuin een leeuwenwelp door de rest van de groep ‘gestraft’ voor een epileptische aanval. De boodschap is duidelijk: wat zwak is of afwijkt delft het onderspit. Zo is de hardvochtige etiquette van moeder natuur. Wat niet aan de norm voldoet wordt verwijderd, opgepeuzeld, en het maakt haar niet uit of de tijger het hertekalfje met mes en vork opeet of in drie happen naar binnen schrokt. 
Over die meedogenloze kant van de natuur wordt in natuurfilms niet al te veel uitgeweid. Hoogstens wordt erover gezegd dat het een manier is van de natuur ‘om de soort zeker te stellen’. Met het zeker stellen van de soort zijn dieren heel druk, als je natuurdocumentairemakers mag geloven, maar mij lijkt het een omkering van de feiten. Dieren bijten hun jongen niet dood om de soort veilig te stellen: in de natuur wordt de soort steeds opnieuw veilig gesteld omdat dieren in staat blijken hun nakomelingen te doden. De soort overleeft, met andere woorden, omdát de natuur meedogenloos is. Ook over mensen worden natuurfilms gemaakt. Die noemen we het acht-uurjournaal. Daarin is te zien hoe wij mensen bezig zijn elkaar te overleven, hoe we afwijkend gedrag bestraffen en elkaar rücksichtslos uitmoorden om de soort zeker te stellen. 
Maar hoe zit het dan met de hulpvaardigheid, zult u zeggen. En met de liefde, de compassie, de vrijgevigheid en de barmhartigheid? De natuur geeft ons blijkbaar al die eigenschappen mee zodat we daaruit een keus kunnen maken, al naargelang de omstandigheden en onze plaats in de evolutie.
De natuur heeft bepaald dat er weinig mensen zijn die zich met poëzie bezig houden. Volgens de Australische dichter Les Murray niet meer dan een miljoen liefhebbers, wereldwijd. Daaruit volgt, lijkt mij, dat het evolutionair gezien geen aanpassing ten goede is. Toch blijft de natuur het proberen. Waarom? Om dezelfde reden als ze atheisten, vredestichters en makers van smaakvolle televisieprogramma’s blijft produceren: omdat die wonderlijke eigenschappen bezitten die wellicht ooit wél van pas zullen komen.