woensdag 25 juli 2012

Midges en haring



De tweedwevers op Harris heten allemaal MacLeod, zonder directe familie te zijn. Ze mogen allemaal graag een demonstratie geven op hun weefgetouw. Op Harris zijn het bijna zonder uitzondering mannen. Van de twee vrouwelijke wevers die ik tegenkwam had er één een keurig wit baardje en de ander een venijnige tong. Eén man die ik opzocht was zowel doof als stom. Hij converseerde door middel van een schoolkrijtje waarmee hij hoekige letters kalkte op een kleine lei. Ik merkte dat ik, in een poging me verstaanbaar te maken, de vogelachtige geluiden begon te imiteren die hij maakte. Ook hij heette MacLeod. De MacLeods zijn een wijdverspreide clan, de familienaam is alomtegenwoordig. De machtigste, meest wijdverspreide Schotse clan is die van de midge. De Highland midge (Culicoides impunctatus) is een miniscuul vliegje. De beet van het insekt staat in geen verhouding tot zijn afmetingen, en wat dit gespuis aan bloed aftapt zou je maar al te graag vrijwillig afstaan als je daarmee de zwellingen en jeuk kon afkopen die één beet veroorzaken. Een middel om ze weg te houden of om de beet afdoende te behandelen bestaat niet. De meeste middeltjes die worden verkocht – lotions, sprays, cremes – hebben louter een psychologische werking. Er is geen ontkomen aan deze machtige kwelgeest. Wie in deze contreien rondreist weet al snel: dit land is van de midges. Ze vormen de enige clan die nog een kans maakt om de Engelsen voorgoed uit Schotland te verdrijven.

Na Harris verlang ik ernaar nog éénmaal Tarbert te zien. Het woord 'tarbert' betekent iets als landengte in het Gaelic. Er zijn hier veel landengtes, dus komt de plaatsnaam Tarbert veel voor. Maar in dít Tarbert was ik eerder, in een bijna hiëroglifisch geworden verleden. Ik monsterde destijds met een vriend aan op een kleine haringboot. Drie dagen en drie nachten zaten we op die boot, met als gezelschap het onophoudelijke tjaktjak van de scheepsmotor en drie wonderlijke Schotten. Die drie waren vader MacAlpine en zijn twee zoons, Douglas en Archibald. 'Archie' was de jongste van de twee en tevens degene die de maaltijden aan boord verzorgde. Tien keer per etmaal minstens werd er gegeten, altijd warm, altijd vis. Hier heb ik gezien op hoeveel manieren haring is klaar te maken in hetzelfde geblakerde koekenpannetje. Slapen deden we in toerbeurten. Wanneer iemand behoefte aan een tukje had verdween hij in het vooronder in een nauwe alkoof met een gordijntje ervoor. Tot het sein 'haring in zicht' gegeven werd. Dan was het een en al bedrijvigheid op de boot. Als de school vis met succes was achtervolgd en de op barsten staande netten aan boord waren getrokken stonden we zij aan zij – gehuld in oliepakken en zuidwesters – tot ons middel in de massa wriemelende haring, een wolk uitzinnig krijsende meeuwen boven ons hoofd. Behalve haring zat er makreel in de netten, bijvangst, en nog een groot aantal buitenaards aandoende, buitenissig gekleurde wezens die uit de ondoorgrondelijke wateren van de oceaan waren getrokken. De vangst werd gesorteerd en in het koelruim geborgen. Daarna brak er weer een weldadige rust aan. De boot tjaktjakte verder; tijd voor een gezamenlijke maaltijd. Over het scheepsdek dat bezaaid was met schubben daalden we af naar de kombuis. Schubben plakten als glinsterende confetti aan de traptreden en aan onze zolen. Er werd gegeten en gerust, tot opnieuw het sein 'haring in zicht' klonk. 
Het leven aan boord was goed. We hingen rond op de boeg, uitkijkend over de Firth of Clyde en de horizon, daar waar boven de bergkammen in het oosten een flauw schijnsel was waar te nemen van een verre stad. We volgden de spectaculaire duikvluchten van de jan-van-genten die met hun rapierachtige snavels op haring joegen, bewonderden het gemak waarmee ze zich in zee boorden, als een warm mes in de boter.
De herinnering aan die boottocht is sterk, en het is vanwege die herinnering dat ik in Tarbert ben. Maar de haven is leeg, alle boten zijn uitgevaren. De havenmeester weet me te vertellen dat de MacAlpines na al die jaren nog altijd vissen, op de oude vader MacAlpine na. Maar Douglas en Archibald zitten ergens op zee. Ze keren pas laat terug.