In het boek Met de zon als kompas beschrijft wetenschapster Caroline van Hemert een tocht van 6500 kilometer door de ruige natuur van Alaska. Een aanrader, dat boek, dat natuurlijk voor een groot deel ook over natuurbescherming gaat. 'Soms wordt een landschap het recht geschonken om met rust gelaten te worden', schrijft Van Hemert over de Alaska Native Interest Lands Claim Act, de wetgeving waarmee in de jaren zeventig van de vorige eeuw meer dan 400 000 vierkante kilometer grondgebied werd veiliggesteld voor het publiek belang. Tegelijkertijd moet je vaststellen dat in die uitgestrektheid van de getallen ook het probleem zit. Als er íets is wat de 6500 kilometer lange tocht van Van Hemert duidelijk maakt dan is het dat wereldwijde natuur- of milieubescherming een bijna onbegonnen zaak is. Want wie kan zoveel natuur overzien, wie heeft er overzicht? Er is simpelweg te veel natuur om te moeten redden. En omdat ze niet te behappen is hakken we de natuur in steeds kleinere, behapbare delen.
Een van de ideeën om de natuur te redden is om er recreanten in te sturen. We kennen al safaritoerisme en cruisetochten naar Antarctica, dus waarom zou je dat principe niet verder uitbreiden? Waarom zou je het regenwoud niet kunnen redden op dezelfde wijze waarop je een oude korenmolen of een fabrieksterrein kunt redden, door er een kassa voor te zetten en warme koffie op een terras te schenken? Ook in Nederland zie je het geregeld geopperd worden, het idee dat we de natuur kunnen redden door er toeristen en recreanten heen te lokken. En nee, dat is natuurlijk geen oplossing. Het is zelfs geen schijnoplossing; het is onderdeel van het probleem. Toerisme, dat betekent: drommen mensen die zich en masse willen verplaatsen per brandstofverslindend vliegtuig, die zich over kilometerslange stroken asfalt voortbewegen, die in hotels gehuisvest moeten worden, die als een meute bizons het kostbaars vertrappen dat ze komen bekijken, die willen consumeren en die na zich een dag vermaakt te hebben met neushoorns of pinguïns naar een casino willen of hun zuurverdiende geld willen uitgeven in een winkelboulevard, McDonald's of casino.
Toch zal het als oplossing omarmd worden, ook in Nederland. Waarom? Omdat er hoop uit spreekt, de hoop dat we ondanks alles goed bezig zijn. Hoop schuilt vaak in kleine dingen. Onze behoefte om hoopvolle dingen te horen maakt dat we geregeld op kleine kinderen lijken die de handen voor de oren houden en luidkeels ta-ta-ta-ta of la-la-la-la roepen als we het slechte nieuws niet willen horen. Daarmee gaat het probleem uiteraard niet weg. Dat probleem is en blijft dat er bij natuurbescherming per definitie niet in het groot wordt gedacht. Het blijft allemaal hapsnapwerk, een stukje hei of een kievitsnest hier, een vlinderpopulatie of een groene zone daar. Op wereldschaal geldt nog sterker dat het allemaal te groot is om het te overzien. Er is te veel natuur om te moeten redden. Daarom beschermen we liever één panda dan het bos dat hij nodig heeft om in te leven.
Dus is het nu tijd voor een voorspelling, een die maakt dat u de handen voor de oren zult willen slaan en luid ta-ta-ta-ta zult willen gaan roepen. Mijn voorspelling is deze: we zullen van natuurbescherming pas écht werk gaan maken als die natuur eindelijk wél te overzien is. Dat wil zeggen, wanneer ze zo goed als verdwenen is en als er alleen nog hier en daar wat minuscule vlekjes van over zijn, ter grootte van een panda. Om die natuur zullen we dan een hek heen zetten, en ta-ta-ta-ta, wat zullen we die dan goed beschermen!
August Tholen
Met de zon als kompas, Caroline van Hemert
(€ 24,99 Atlas/Contact 2019)