vrijdag 9 maart 2018

Vreemd verschijnsel



'Wie weet hoe en wanneer vogels sterven? (...) Wanneer vertelt een innerlijke klok ze dat het tijd is hun vleugels voor altijd te sluiten? Waarom zie je nooit een dode uil of een sperwer?' 
Die vragen stelt de dichter Michael Krüger zich in de bundel Voor het onweer (uitgave van De Bezige Bij, vertaling van Cees Nooteboom). Ik heb mezelf de vraag over dode en stervende vogels ook geregeld gesteld, samen met de vraag waar alle vogels 's nachts toch blijven (met uitzondering uiteraard van de uilen, die dan op jacht zijn, en de nachtegalen die dan concerteren) en waar stadsvogels heen vluchten tijdens het jaarlijkse vuurwerkgeweld. Alleen, het klópt helemaal niet dat ik nooit dode vogels zie. Hoeveel aangereden vogels heb ik niet op en langs de weg zien liggen, hoeveel dode zeevogels vond ik niet aan het strand, hoeveel merels en lijsters heb ik niet gezien die zich tegen ramen te pletter hadden gevlogen en hoeveel duiven vond ik niet die door een havik of sperwer waren geslagen? Mij schiet ook de nog volledig gave groene specht te binnen die ik samen met mijn kinderen dood aan de voet van een beuk vond, de dode buizerd langs het spoor die ik netjes bij de politie aanmeldde en op liet zetten, de steenuil die ik stervend mee naar huis nam, de kapmeeuw die zich zieltogend door mij liet verzorgen waarna hij alsnog de geest gaf. Hoe langer ik er over nadenk, hoe meer dode vogels me te binnen schieten. En toch blijf ik mezelf - samen met Michael Krüger - maar de vraag stellen: waarom zie ik nooit dode of stervende vogels? Misschien is de echte vraag: waarom denken we zo hardnekkig dat we nooit dode vogels zien? 
Nu ik het toch over dode vogels heb schieten me ook de vele prachtige prenten van dode vogels te binnen die Charles Donker (1940) maakte, waaronder die van een kerkuil. De ets hangt in het Rijksprentenkabinet. Donker reed in 1993 terug van Extremadura naar Nederland en vond de vogel tussen Niort en Nantes. Hij noteerde: 'Gevonden langs de weg van Niort naar Nantes, over een afstand van ca. 30 kilometer zeker twintig dode kerkuilen (vreemd verschijnsel)'. Inderdaad. Het moet geweldig triest en tegelijk ook geweldig opwindend zijn om zoveel kerkuilen te vinden. En verwarrend. 
Maar genoeg nu over stervende en dode vogels. Werd er vorig weekend nog geschaatst, dit weekend zal het maar liefst 17 graden gaan worden. In de gele olm die voor mijn werkkamerraam staat strijken geregeld paartjes eksters en houtduiven neer om er dode takjes uit te trekken voor hun nest. Waar dood is is leven.


August Tholen