vrijdag 7 juni 2019

Rare vogels, die jongens



In een tuincentrum vlakbij wordt een vogeltentoonstelling gehouden. Er is koffie, een catalogus en de onvermijdelijke expositie van amateurschilderkunst. Het publiek bestaat voor het merendeel uit morsige mannen in verkreukelde leren jassen, ongecoiffeerd en met een smeulende peuk tussen de vingertoppen geklemd. Bij deze wat vreemd uitgedoste mannen horen vreemd uitgedoste vogeltjes. De tentoongestelde vogels zijn bijna allemaal gedesignd: ze zijn uitgerekt of juist bolvormig, ze hebben abnormaal grote of absurd kleine poten, platte of uitstaande veren. Er zijn erbij met een hoog opgerichte kuif, anderen met een monnikachtige tonsuur. Maar de kroon spannen ongetwijfeld de postuurkanaries. Neem de Parijse Frisé, een kanarie die eruit ziet alsof hij met geweld door een stofzuiger is opgeslokt en er aan de achterkant met hetzelfde geweld weer is uitgeblazen. Zijn veren draagt hij als een kleurige wervelwind om het lichaam. 
Of de Padovan Frisé, een vogeltje met een verenpak dat doet denken aan een felgeel huishouddoekje waarmee iemand de machinekamer van een rijnaak heeft schoongemaakt, het vervolgens op 90 graden gewassen en daarna met een heteluchtpistool heeft proberen te drogen. 
Sommige vogels kregen een prijs of speciale vermelding. Die hebben zich extra onderscheiden door kleur of vorm, maar op een manier die voor een niet-ingewijde verborgen blijft. Ik ben zo'n niet-ingewijde, en ik kijk dan ook mijn ogen uit. Een vogel is voor mij eerst en vooral een wonder van functionaliteit en efficiency, maar het idee dat een vogel veren heeft om zichzelf warm te houden, poten om op rond te hippen en een bek om mee te eten is hier volledig losgelaten. Functionaliteit is hier ondergeschikt gemaakt aan veel dwingender opvattingen over kleur en vorm en dimensie. Binnen die opvatting is een vogel een doos kleurige legostenen waarmee je naar believen steeds weer nieuwe combinaties bouwt. Dus kom je hier alle variaties tegen die je ook ziet bij andere huisdierrassen: reusachtig groot, pietepeuterig klein, idioot kort en plomp, lachwekkend langgerekt, etcetera. De variaties zijn eindeloos, want de verwondering van de legodierenbouwer is snel uitgedoofd en dan moet er weer iets nieuws aan de schepping of prijzenkast toegevoegd worden. Als je hetzelfde legoprincipe op mensen zou toepassen zou je vermoedelijk een aboriginal met albinisme aan een roodharige Kelt met reuzengroei koppelen, waarna je een soort Eftelingwezen overhoudt. Is dat wat de kweker van postuurkanaries bezielt, de Anton Pieckachtige behoefte om steeds weer nieuwe sprookjeswezens te scheppen? Goed, het is dan wel geen draak of vliegende toverkol, zo'n heteluchtkanarie, maar het komt in de buurt. 
De kweker van postuur- of designvogels zal tegen deze kritiek inbrengen dat de natuur zelf ook 'designd'. Dat is ook zo, de natuur schept schier eindeloze variaties. Het verschil is alleen dat het de natuur daarbij dodelijke ernst is. De natuur ontwerpt niet uit prestatiedrang en ook niet omdat ze zich verveelt of om er prijzen mee te winnen. Wat ze schept moet levensvatbaar zijn, terwijl de meesten van deze designvogels zo fragiel zijn dat ze alleen onder heel speciale condities gehouden kunnen worden. Veel postuurkanaries zijn bijvoorbeeld zo doorgefokt dat ze zichzelf niet meer warm kunnen houden, en je moet er niet aan denken wat al dat uitrekken, krimpen en omvormen doet met inwendige organen of andere lichaamsfuncties.
Valt het kweken van postuurvogels daarmee onder dierenmishandeling?
Aan de liefde van deze kwekers voor hun vogels hoeft denk ik niet getwijfeld te worden. Mensen houden tenslotte ook van hun doorgefokte hangoorkonijntje, hun naar adem happende Pekinees, hun aan nierstenen lijdende Siamees, hun van de heupdysplasie kromhangende fikkie. 
Toch sta ik even later met gemengde gevoelens weer buiten. 
Er vliegt een troepje pimpelmezen over. Het geel en blauw van hun veren schittert in de zon als ze achter de boomtoppen verdwijnen. 
Ligt het aan mij of hoor ik ze luidkeels schaterlachen?

August Tholen