Op mijn stelling dat alle geschreven tekst uiteindelijk fictie is kreeg ik brieven van mensen die me verzekerden dat wat in de bijbel staat wel degelijk waar is. Ik vermoed – mede door de toon waarop een en ander medegedeeld werd – dat hier sprake is van iets meer dan een klein misverstand. Ik schrijf zelf wel eens wat, een gedichtje of een roman, en ik wil graag dat die teksten serieus genomen worden. Ik verlang echter geen moment dat ze geloofd worden. Het is voor het slagen van een tekst – of meer in het algemeen voor het slagen van een kunstwerk – van geen enkel belang dat iets waar is. Alleen mensen met stichtelijke bedoelingen willen dat alles waar is, en liefst niet even maar onherroepelijk, voor altijd. Je mag aannemen dat ze zo hun innerlijke twijfels bestrijden, een fenomeen dat je wel vaker waarneemt op het schoolplein en in de politiek. Verder berust de kritiek van deze briefschrijvers op een grove onderschatting van wat fictie is. De mensheid heeft alles te danken aan fictie, aan de mogelijkheid dat iets waar is, en nauwelijks iets aan grote, onomstotelijke waarheden. Grote waarheden hebben ons alleen maar opgehouden. Ze belemmeren nog steeds onze vooruitgang, staan onze ongebreidelde creativiteit in de weg en kosten in het ergste geval zelfs mensenlevens. Steeds als ik mensen met al te grote stelligheid iets hoor beweren trek ik dus in gedachten het teveel aan gelijk maar alvast van hun beweringen af. Ik geef ze daarmee het voordeel van de twijfel dat ze zichzelf niet gunden. Want als er één ding vaststaat is het dit: wie iets zeker weet doet zichzelf te kort. Iets zeker weten is slechts een onhandige manier van twijfelen.
Schrijver/dichter August Tholen heeft zich voorgenomen om een blog bij te houden. Sommige van de blogartikelen verschenen ook in dag- of weekbladen. Suggesties en leden/volgers zijn welkom. Reacties sturen naar: augusttholen@gmail.com
donderdag 31 mei 2012
maandag 28 mei 2012
Gods schoonmaakploeg
Een tijdje geleden schafte ik de BBC-serie van David Attenborough aan over zoogdieren. Enkele avonden lang raakte ik niet uitgekeken op de eetgewoonten van de buidelmiereneter, het nachtleven van het uilaapje en de voortplantingsperikelen van het vogelbekdier. Het is daarbij maar gelukkig dat ik de originele BBC-versie kocht want voor hetzelfde geld had ik per ongeluk de creationistische versie aangeschaft die de evangelische omroep op de markt bracht, een versie waarin alle verwijzingen naar de evolutietheorie zorgvuldig zijn weggezuiverd. Gods schepping was geen sinecure, maar ze kwam wél mooi in 6 dagen tot stand, blijven ze bij de EO koppig volhouden. Dat we een stamboom delen met chimpansees en gibbons vinden ze daar zelfs zo'n walgelijke gedachte dat ze de hele aflevering over primaten maar hebben geschrapt.
Nu is het ieders goed recht om in onwetendheid te willen leven, maar Attenboroughs magistrale werk op deze manier verminken om het scheppingsverhaal staande te houden is regelrecht vandalisme. Het is een aanmatigende vorm van censuur, enigszins te vergelijken met het consequent in de bijbel overal wegstrepen van het woord 'god' door een ongelovige. Wat daarbij ook opvalt is hóe de EO deze zuiveringen doorvoert; zonder begeleidende tekst, zonder enige uitleg. De EO zuivert in stilte. Durft de omroep haar creationistische denkbeelden niet hardop uit te spreken?
Het creationisme heeft veel aanhang onder fundamentalistische christenen in de Verenigde Staten, gods eigen schoonmaakploeg in the land of the free. Deze Bible belt-christenen zetten zich overigens niet alleen fel af tegen de evolutieleer, ze wekken de indruk dat ze het liefst in één keer de hele wereld zouden willen zuiveren met gods bleekwater en diens vuur der wrake. Een van hun vlagvoerders is Terry Jones, een radicale dominee die in 2011 wereldwijd in het nieuws kwam nadat hij opriep om korans te verbranden, met tientallen doden als gevolg. Fanatici als dominee Jones, of rabiate Iraanse geestelijken die oproepen om bijbels te verbranden; ze zijn van alle tijden, ook de toekomstige naar valt te vrezen. Ze wakkeren de vrees aan dat religieus-fundamentalistische ideeën onuitroeibaar zijn en dat orthodox-gelovigen misschien wel de toekomst hebben.
Ook het verbranden van heilige boeken is van alle tijden. Verbrandt jij mijn heilig boek dan verbrand ik het jouwe, infantieler kan het haast niet. Het berust daarbij op het kolossale misverstand dat een boek heilig zou kunnen zijn. Alle geschreven tekst is uiteindelijk fictie, wie dat niet begrijpt moet terug naar school. Daarom zijn orthodox-gelovigen de slechtste lezers denkbaar. Zeker, je kunt een heilig boek lezen en de auteur ervan op z'n woord geloven, maar dat is zoiets als alles geloven wat er in de krant staat. God behoede je dan voor drukfouten.
dinsdag 22 mei 2012
Geen stijl
Een collega-stukjesschrijver vroeg me of ik van plan was om nog lang
door te gaan met zijn stijl te jatten.
Ik zei van ja. Want dat ben ik ook.
Is er trouwens een groter compliment, een grootser hulde denkbaar?
Ik zei dat ik zelfs bereid was om er zijn naam onder te zetten, onder
die stukjes van mij.
Toen werd hij een beetje boos. En ja, omdat híj boos werd werd ik ook
boos. We zeiden dingen tegen elkaar die stukjesschrijvers zoal tegen
elkaar zeggen wanneer ze boos zijn.
Een mens zit evengoed raar in elkaar, niet? Hier was ik dan in de
gelegenheid om een gesprek te voeren met iemand wiens proza ik tot
het beste rekende aan wat onze vaderlandse taal te bieden heeft,
iemand die me had doen lachen, en glimlachen en bij tijden had doen
blozen van herkenning. Iemand die, kortom, een inspiratiebron was
geweest. En dan zoiets. Nu zit ik plotseling met die boze schrijver in
mijn hoofd. Iemand die ik moet vrezen in plaats van bewonderen.
Iemand die me nu in mijn eigen hoofd terechtwijst en die in een
cholerische driftbui uitbreekt, iedere keer als ik aan zin kom waar hij
patent op meent te hebben.
Bozer en bozer werd hij tijdens dat gesprek. Op het laatst zei hij nog
dat mijn stukjes toch niet op zijn stukjes en goed beschouwd
helemaal nérgens op leken.
Ik moet op zoek naar een andere stijl.
maandag 14 mei 2012
Het einde der tijden
Naar alle waarschijnlijkheid bent
u, lezer, geen orthodoxe jood, geen rechtzinnig calvinist en geen
fundamentalistische christen. Dat betekent dat u geen geloof hecht aan het
laatste oordeel, de predestinatieleer of eeuwigdurende hellestraf. Als het
einde der tijden aanbreekt zit u dus goed. Of goed fout, het is maar hoe je het
bekijkt. Dat einde der tijden leek even in zicht vanwege de Maya-kalender die
het einde van de wereld had ingepland
ergens eind 2012. Ik kan de precieze datum voor u op gaan zoeken, maar wat zou
ik, want het bleek weer eens een misrekening van het hoofdkantoor. Archeologen
vonden deze week op een muur in Xaltún een nog oudere Maya-kalender, een die 7000
jaar in de toekomst doorloopt. Wie had dat gedacht. Zijn we voor niets ongerust
gemaakt, of zijn we alleen maar met die nieuwe berichten in slaap gesust? Wie
zal het zeggen. En het is gemakkelijk genoeg om de mensen die geloof hechten
aan zulke profetieën af te doen als dwazen, maar wat te denken van al diegenen
die in stilte het ergste vreesden?
Dat geloof in oeroude eindtijdprofetieën
is om meer dan een reden curieus. Ten eerste omdat wie ons in de weer ziet met
de wereld haast wel moet denken dat we de ondergang ervan van harte toejuichen;
we overbevolken haar, putten haar grondstoffen uit en verstoren het klimaat, en
dat allemaal in zo’n tempo dat je zou gaan denken dat het vergaan ervan ons
niet snel genoeg kan gaan. Ten tweede omdat we hier juist een hoop van die
jobstijdingen overboord hadden gegooid. Zelfs het Vaticaan heeft vrij recent
een aantal onverkwikkelijke zaken als het voorgeborchte en de hel als
goddelijke straf afgeschaft. Wat bezielt ons, met I-pad en Nintendo dwepende
wereldburgers, om ineens weer geloof te hechten aan de kalender van een
maisvererend oerwoudvolk? Is het omdat de bron onverdacht is? Of is het omdat
we ongeneeslijk bijgelovig zijn?
Afijn, zoals we hier bij elkaar
zitten, ik schrijvend en u lezend, zullen we dus naar alle waarschijnlijkheid
het einde van de wereld niet gaan meemaken. Dat wil zeggen, natuurlijk zal de
wereld wel aan haar einde komen, op een onordelijke en nog nader te bepalen dag
in de toekomst, maar wij zullen er niet bij zijn. Om de eenvoudige reden dat
ons eigen einde al lang daarvoor gepland is.
Is het niet vreemd dat de meesten
onder ons dát dan weer een geruststellende gedachte vinden?
dinsdag 8 mei 2012
Kaalplukken
Omdat de intercity naar Utrecht stampvol
zit is een deel van de passagiers maar naar de eersteklascoupé verhuisd. Daar
heerst een merkwaardige stilte, alsof men er collectief last heeft van een
slecht geweten, of gewoon om niet de aandacht te trekken van de conducteur.
Uitzondering op die stilte is een jongen van omstreeks twintig jaar die op
luide toon door middel van zijn mobiele telefoon een gesprek voert met zijn
moeder. Het gesprek gaat over een rechtszaak. Die tussen zijn ouders, zo wordt
ons al snel duidelijk. De jongen heeft het opgewekt over het ‘kaalplukken’ van
zijn vader. Zijn vader die verantwoordelijk was voor het feit dat hij, de
jongen, nooit heeft kunnen studeren. En nee, hij had nooit de ambitie om te gaan
studeren, maar dat doet er niets toe. Het had zomaar gekund dat hij wilde studeren. En, zo gaat hij
verder, het zal een argument zijn in de rechtszaal. Om de rechter te bewegen
hem he-le-maal kaal te plukken, die vader.
Op de gezichten van de toehorende
aanwezigen in de coupé is ondertussen een groeiende sympathie waar te nemen
voor die onbekende, verre vader. Over de gêne van het onvrijwillig moeten
toehoren bij zulke gesprekken dienen we ons zo snel mogelijk heen te zetten: in
Nederland groeit een generatie jongeren op die geen enkele schroom meer kent en
die in winkels, op volle terrasjes en in drukbezochte treinwagons een
miniproductie neerzet van Big Brother.
Ik verdiep me in het voorbijschietende landschap. Om
redenen die me niet helemaal duidelijk zijn moet ik denken aan een film die ik
pas zag, The edge. Daarin stort het privévliegtuig van multimiljonair Charles
en zijn twee metgezellen neer in de wildernis van Alaska. Ze worden dagenlang
gevolgd door een hongerige grizzlybeer, die een van Charles’ metgezellen doodt.
Als na een uitputtende confrontatie multimiljonair Charles en de ander erin
slagen de beer te doden volgt deze dialoog:
'Je bent gegroeid,' zegt de metgezel tegen Charles.
'Een paar maanden geleden zou je je advocaat waarschijnlijk op de beer hebben
losgelaten.'
'Nee,' zegt Charles dan, 'dat zou ik een dier nooit
aandoen.'
donderdag 3 mei 2012
Darmvlokken
Ik zit in de bank voor het raam te lezen. Een postbode
(vroeger had je dé postbode, er was maar één postbode en één postbedrijf,
tegenwoordig wordt er wel vijf keer per dag een brief of een pakje bezorgd,
steeds door weer een andere bezorger) frommelt een envelop in de brievenbus,
steekt dan dwars door mijn tuinaanplant naar de buren. Als hij mij achter het
raam ziet buigt hij het hoofd en stoot een zeehondachtig geluid uit.
Vlak daarna gaat de bel. Aan de deur staan twee
christenkinderen van evangeliegemeente De Deur. Ze komen verslag doen van hun
relatie met Hem. Ik heb een zwak voor gelovige mensen, maar dat is geloof ik
vooral omdat ik niet van vandalen houd. Ook heb ik ontzag voor iedere diepe,
welgemeende religiositeit, mits die nog wat ruimte overlaat voor de twijfel,
maar deze twee jongeren sterken me vooral in het idee dat je, om een volgeling
van Christus te zijn, niet moet worden gehinderd door al te veel gedachten. Zo
hou je de twijfel vanzelf buiten.
Ze vertellen me op zelfverzekerde toon dat er twee
werelden zijn, een goede en een slechte. Naar hun zeggen zijn zijzelf voorgoed
ontsnapt aan die andere, slechte wereld.
Nu ken ik die wereld. Ik kom er wel ‘ns. Vol lelijke
kunst, slaapverwekkende nieuwbouwwijken waarin geen sprankje groen is te
bekennen, en bevolkt door fantasieloze mensen die alleen onthouden wat ze is
voorgezegd. Deze twee jongeren lijken me dan ook moeiteloos overgeheveld van
die andere wereld naar deze.
Ze drukken me een gekopieerd papiertje in de hand waarin
onder meer sprake is van de homoseksuele zonde. Zonder dat ik er om vraag
begint het christenmeisje me meteen uit te leggen hoe ik dat moet opvatten, dat
van die zonde. Een betoog waar ik verder niks van begrijp dan dat Hij wel van
homofielen houdt maar hun daad afkeurt. Het schijnt zo in de bijbel te staan.
Vanwege de spijsvertering en de voedselopname via de darmvlokken rust er niet
gods zegen op.
Zo zeiden ze dat, die twee christenjongeren van
evangeliegemeente De Deur.
Abonneren op:
Posts (Atom)