dinsdag 31 januari 2012

Occupy




Voor de anti-materialisten onder ons is de politiek in Nederland en daarbuiten een dood water. Daar zwemt nog slechts één grote roofvis in: het kapitaal, een als ideologie verklede snoek. De ineenstorting van de communistische versie van het land van melk en honing, nu al weer enkele decennia geleden, heeft de anti-materialisten onder ons allerminst gelukkig gestemd. Het bankroet van de communistische leer leek automatisch het gelijk aan te tonen van het kapitalistisch systeem, dat voor dat gelijk niets hoefde te doen, en het leek zélfs dat kapitalisme tot een geldige ideologie te verheffen. Alsof van de hebzucht op de lange duur een of ander soort heil valt te verwachten.
Ondertussen lijken we het er over eens te zijn: de wereld gaat aan hebzucht ten onder. Windhandel, bonussen, gegraai links en gegraai rechts,  het blijken minder de uitwassen alswel de kern van het systeem te vormen. Het zit blijkbaar in onze aard om altijd meer te willen dan goed voor ons is. Winstmaximalisatie is de morele obesitas van de moderne mens.
Van het communisme, hoor je wel eens zeggen, viel in ieder geval nog te leren wat het is om idealen te hebben, al moesten die idealen natuurlijk plat. Vanwege het laag democratisch gehalte, zegt men er dan bij.
Ik durf persoonlijk te betwijfelen of het er in de definitieve versie van het land van melk en honing democratisch aan toe gaat.  Het probleem is dat in iedere op de proef gestelde versie van dat land de melk altijd weer bedorven bleek en de honing gejat.  Nee, te vrezen valt dan ook dat de democratie zoals wij die kennen hier, aangeharkt en bewaterd door boekhouders, het land van melk en honing ís.

vrijdag 27 januari 2012

Goudhaantjes




Bij het verhuizen van een buxusstruik van de achter- naar de voortuin hark ik een vuistdikke pad omhoog. Hij zat daar een half metertje onder de grond als een bloembol de lente af te wachten. Wat opvalt is zijn zen-achtige zwijgzaamheid. Alsof hij weet: elk woord is een onnodige vlek op de stilte, op het niets. Als ik het stuk grond weer aangeharkt heb komt een troepje goudhaantjes mijn werk inspecteren, mij tot op een meter naderend. Eén exemplaar dwarrelt zowat voor mijn voeten, op nauwelijks een halve meter afstand. Voor wie het niet weet: het goudhaantje is het kleinste zangvogeltje dat we hebben. Ze trekken doorgaans in troepjes rond, en gedragen zich dan net een klas joelende kinderen op schoolreisje. Ze zijn ook fel en agressief onderling, maar bij heel strenge vorst vormen ze slaapgezelschappen, groepen van soms wel dertig goudhaantjes die elkaars warmte en –wie weet- troost zoeken. Zouden vogels troost nodig hebben, net als mensen? Of is het ze genoeg als de wereld ordelijk verloopt? Veel mensen ontlenen een groot gevoel van orde en veiligheid aan de wasmachine met witgoed die draait en de spruiten die koken. Die vorm van troost ken ik niet. Voor mij - en mensen als ik - zijn er goudhaantjes.

maandag 23 januari 2012

Siegfried Sassoon


                                          

Over goede boeken valt vaak weinig te zeggen, over slechte des te meer.
Iets dergelijks lijkt te gelden voor goedheid en slechtheid in het algemeen.
Over schoonheid of goedheid spreken of schrijven we nauwelijks. Maar
zie eens hoe de slechtheid onze tongen en pennen in beweging brengt!
Ik moet daaraan denken bij het lezen van Memoirs of a foxhunting man
van Siegfried Sassoon (1886-1967). In dit eerste deel van Sassoon’s trilogie
beschrijft hij vooral zijn jeugd- en adolescentiejaren, zijn tijd als ‘country
gentleman.’ Het bevat veel onbekommerd plattelandsgeluk dat pas later
zal uitmonden in de verschrikkingen van de eerste Wereldoorlog. Het
literair en historisch belang van Sassoon, die zichzelf voor zijn semi-auto-
biografische trilogie de naam George Sherston aanmat, ligt daarin dat hij
als een van de ‘War poets’ de oorlog bekritiseerde in woord en daad. Maar
in dit eerste deel is de oorlog nog ver weg. Sassoon leeft in een paradijselijk
Engeland. Zijn leven verloopt onbekommerd. Sassoons grootste zorgen
betreffen de op handen zijnde cricketwedstrijd of het nieuw stel rijlaarzen
dat hij zich wil aanschaffen. Op sommige bladzijden gaat hij er toe over
rechtstreeks het paradijs te beschrijven. Ik sluit niet uit dat sommige mensen
zich uitgerekend aan die pagina’s storen, of zelfs aan de hele beschrijving
van een gelukkige jeugd. Het probleem met het paradijs is namelijk dat het
stil staat, dat het zich niet verroert. En al wat zich niet verroert vermag, op
zijn beurt, óns niet of nauwelijks te beroeren. Al onze pogingen, in de kunst
en daarbuiten, lijken weliswaar bedoeld om de weg te wijzen naar een
gelukkiger wereld; maar wie geluk beschrijft wordt verweten onbelangrijke
dingen te zeggen. Zouden Sassoon’s Memoires niet zijn uitgemondt in de
verschrikkingen van de eerste wereldoorlog dan zouden ze waarschijnlijk
als onbeduidend de geschiedenis in zijn gegaan. Ik verzet me daar tegen.
Het is mogelijk dat al dit stilstaand geluk er niet toe doet, maar wat dan wel?
Als alleen grote of kleine tegenslagen of grote en kleine rampen er wél toe
doen, wat zijn wij dan voor een onfortuinlijke soort?
Paradijselijk of niet, het is overigens niet mijn favoriete Engeland dat
Sassoon hier beschrijft, met de verfoeilijke klassenmaatschappij nog intact
en in volle gang. Mijn favoriete Engeland is het Engeland in de nadagen van
haar koloniale glorie, op de rand van het al even verfoeilijke modernisme,
maar met veel bewaard gebleven pathos en in de lucht nog het rijke odeur
van alles wat ooit was.

vrijdag 20 januari 2012

Wannseeconferentie

Vandaag, 20 Januari 2012, is het 70 jaar geleden dat de Wannseeconferentie werd gehouden. In een villa aan de Wannsee even buiten Berlijn kwamen op 20 januari 
1942 vijftien topambtenaren en hoge nazifunctionarissen bijeen. Op de agenda stond de moord op de Europese joden.



Endlösung


Voor altijd vergaderen ze daar,
de vijftien, in de Berlijnse villa
Am Großen Wannsee.

Regende het? Sneeuwde het?

In het ketelhok van de hel
overleggen ze voor eeuwig
op welke wijze miljoenen
mannen, vrouwen en kinderen
te verdonkeremanen.

En zelfs de duivel, die ze tracht te
onderbreken voor versnaperingen
-koekjes en thee- stuit op hun
ijzingwekkende zakelijkheid,
wordt door hun boekhoudkundige
moordzucht gegrepen en

fluistert –ondertussen gedienstig
thee schenkend- voor zich uit:

Als God nú nog bestaat
heeft Hij het niet begrepen.

dinsdag 17 januari 2012

Koe

Op de A2 bij Roosteren loopt een koe op de snelweg. Gevolg: een kilo-
meterslange file. Ik luister ondertussen maar naar de radio. Een gekap-
seisd cruiseschip, financiële crisis, doden in Syrië.
Oponthoud begrijp ik. Het is het razen van de wereld waar ik moeite mee
heb. Ik ken mijn weg in die wereld, maar diep in mij verborgen zit een
negertje dat alleen maar onder een boom wil zitten en slapen, onwetend
van cruiseschepen, crises en doden.
De stroom auto’s verplaatst zich stapvoets en evenwijdig aan het trein-
spoor. Ik zie een man naast het talud staan. Hij draagt bergschoenen en
een helderrood windjack. Hij wacht. Even bekruipt me de vrees dat hij
op een langskomende trein wacht. Dan bukt hij. Ik zie hoe hij een grote
platte steen omkeert en die langdurig bestudeert en beklopt. Ik haal 
opgelucht adem: nieuwsgierige mensen plegen geen zelfmoord. 
In de file komt beweging.

maandag 16 januari 2012


Stoffer en blik van Jeroen Brouwers, herinneringen aan zijn Manteau-jaren. Pay-back time. Ik kan het niet wegleggen vanwege de magnifieke stijl maar zoals veel werk van de Zutendaalse bard is het tevens van een magnifieke neerdrukkendheid. Wat een dampende hoop woede is Brouwers weer! Ook als hij lichtere noten door zijn werk mengt; zijn Leitmotiv is altijd dat van een oorlogssymfonie. Het is steeds weer Brouwers die zijn gram haalt op het leven, op de levenden. Wie met Brouwers ooit het bed, een werkkamer of zelfs maar een bankje in het park heeft gedeeld moet zijn hart vasthouden. Brouwers zal er op een dag over schrijven en daarbij ongenadig zijn pen in de leverstreek prikken, op zoek naar verse gal.

De PVV is verbolgen over het dragen van een hoofddoek door de koningin. Eerder al moest de hoofddoek van de straat. Die zou symbool staan voor de onderdrukking van moslimvrouwen. Dat moslimvrouwen een hoofddoek vrijwillig dragen noemde PVV-er Hero Brinkman een leugen, ze worden daartoe gedwongen door hun tirannieke mannen. Zou de heer Brinkman wel een vrouw hebben? Dan zou hij toch moeten weten dat vrouwen nooit ofte nimmer kledingadviezen aannemen van een man. Daarbij, de PVV die opkomt voor de rechten van moslima’s, het is in hoffelijkheid verpakte agressie. Met Brinkman aan hun kant worden deze vrouwen twee keer onderdrukt: thuis door hun tirannieke mannen en door Hero Brinkman als ze buiten durven komen.

zondag 15 januari 2012


Sinds de verschijning van een biografie over de Poolse schrijver Ryszard Kapu-
scinski van zijn vertrouweling Domoslawski is er in het letterenwereldje een
discussie gaande over het waarheidsgehalte van Kapuscinski's boeken. Hij zou
veel van de smakelijke details daarin hebben verzonnen. Is het te geloven, een
schrijver die dingen verzint? Maar zijn werk had journalistieke pretenties, brengt
men daar tegenin. Bedrijft een schrijver dan journalistiek wanneer hij beweert
dat zijn werk journalistiek is? Dat lijkt me evenmin waar als dat iemand fictie
bedrijft door te beweren dat hij alles maar verzonnen heeft. Het is de plicht van
elke schrijver om de waarheid bij elkaar te verzinnen, zoals het de plicht is van de
lezer om datgene te geloven wat te mooi is om níet waar te zijn.

Oscar Wilde De profundis


Bezig met het herlezen van De Profundis, Oscar Wildes lijdenstestament en afreke-
ning met zijn kwelgeest ‘Bosie’, de geblaseerde lord Alfred Douglas. De gedachte
die me lang geleden al onwillekeurig bij het lezen van het boek overviel en me nu
ook weer overvalt: wat zocht een zo grote geest als Wilde bij een zo laag-bij-de-
grondse vriendschap? Hoe kon zo’n machtige geest zich te gronde laten richten door
een onbeduidende, verwende, narcistische nietsnut? Dat, leert Marcel Proust ons, is
hetzelfde als jezelf afvragen hoe het kan dat iemand aan cholera ten prooi kan vallen
door een onbenullig schepseltje als de komma-bacterie.


‘We’re good friends now, but we’ve had our difficulties.’

vrijdag 13 januari 2012

Ton Elias bij P&W


Ton Elias, blozende Dik Trom van de liberalen. Wat is hij altijd lang aan het woord!
En wat laat hij zich meedrijven, in sputterende zinnen, op de warme wind van zijn
eigen darmgassen. In de spijsverteringsnevels die daardoor ontstaan ziet hij dingen
die niemand anders ziet: de contouren van een liberale heilstaat mét hypotheekrente-
aftrek; het nut van astronomische bezuinigingen op kunst, onderwijs en zorg.