woensdag 11 april 2012

Troost



Voor het geval dat het u ontgaan is: het is de maand van de filosofie. U heeft dus nog ruimschoots de tijd om over iets ingewikkelds na te denken als uw ziel, het thema dit jaar. Als u dat te hoog gegrepen vindt mag het van de Vereniging van Filosofen ook over iets behapbaarders gaan, zoals ‘het bewijs van het eigen bestaan als denkend object’. Die laatste zin kom ik op de eerste bladzijde tegen van het boek ‘Het bewustzijn verklaard’ van filosoof Daniel C. Dennett. Dennett is een yankee, en een man. Dat laatste zeg ik er maar bij omdat je in de filosofie nog steeds weinig vrouwen tegenkomt. Grote geesten – bijna allemaal mannen – hebben zich over de vraag gebogen waarom dat zo is, maar zo moeilijk lijkt me de vraag niet te beantwoorden. Mannen willen oplossingen, zelfs voor onoplosbare problemen. Niet al te veel vrouwen lijken zich tenminste in de geschiedenis van de mensheid druk te hebben gemaakt over ‘het bewijs van hun eigen bestaan als denkend object.’ De meest gangbare uitleg daarvoor is dat de denk- en gevoelswereld van vrouwen beter verweven is, meer in harmonie. Van de andere kant: dat de omgang met een probleem van groter belang is dan het oplossen ervan zou je een typisch vrouwelijke filosofie kunnen noemen. Als ik voor mezelf spreek: ik voel een grote affiniteit met de problemen die de filosofie opwerpt maar zelden met haar antwoorden, haar oplossingen. Ik hoéf geen oplossingen, daarin ben ik net een vrouw. Een ander bezwaar dat ik tegen de filosofie heb is dat ze als het er werkelijk op aan komt zo weinig troost biedt. De enige vorm van troost die we uiteindelijk hebben is de schoonheid. Op een begrafenis lezen we elkaar daarom gedichten voor, we luisteren naar Bach of The Beatles. Wat we niet doen bij de begrafenis van een dierbare is een filosofische voordracht aanhoren over ons ‘bestaan als denkend object’.